Een familiegeschiedenis

In zijn negende roman getiteld Het smeedwerk van herinnering voert Paul Gellings een hoofdpersoon op die Paul Gellings heet en schrijver is. Hij heeft zich na de dood van zijn vader gezet aan het schrijven van een familieroman. Het verhaal begint in de achttiende eeuw als de twintigjarige Theodorus Gellings de gewillige Johanna Bongartz bezwangert, waarmee hij de stamvader wordt van het in de roman figurerende geslacht, en het eindigt in 2020 als de coronapandemie de wereld in haar greep heeft gekregen. In de tussenliggende eeuwen blijkt met name één historische gebeurtenis van grote betekenis te zijn: het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940. En de familie kent ook een held in de persoon van de in 1892 in Duitsland geboren en tot Nederlander genaturaliseerde Karl Gellings, die kunstsmid was en indrukwekkende smeedwerken maakte.

De roman brengt de lezer al snel in de verleiding om hem te lezen als een autobiografie. De personages zijn gebaseerd op mensen die echt bestaan of hebben bestaan en aan wie in enkele gevallen zelfs een Wikipediapagina is gewijd, zoals de genoemde kunstsmid Karl Gellings, van wie er ook tegenwoordig nog smeedwerken in de openbare ruimte zijn te bewonderen, waaronder de waterlelies van de fontein in de vijver op het Hofplein in Rotterdam. Ook de zonen van deze Karl Gellings wisten naam te maken, en wel als chemicus en als modeontwerper. De eerste is de vader van de schrijver en tweede diens oom Carl, die vooral in Rotterdam bekend werd onder het pseudoniem Cargelli.

De schrijver is in zijn jeugd een eenzaam jongetje. Hij woont met zijn ouders en zijn broer en zus in de Rivierenbuurt in Amsterdam. Zijn vader besteedt weinig tijd aan het gezin en zijn moeder is een hypochonder die farmacie gestudeerd heeft en geregeld de hele dag in bed blijft omdat ze zich niet lekker voelt. Met leeftijdgenootjes heeft hij weinig contact. Zijn sociale leven krijgt vooral vorm dankzij de vele logeerpartijtjes in Rotterdam, bij opa Karl en oma Paulina, bij opa en oma Van den Broek en bij oom Carl en tante To.

Al vroeg krijgt de schrijver de smaak te pakken van de artistieke milieus waarin zijn oudere familieleden verkeren. Opa Karl wordt het grote idool van het jongetje. Als hij zes jaar oud is, komt zijn geliefde opa te overlijden. In de roman worden er weinig momenten beschreven waarop de schrijver en de kunstsmid echt samen zijn, maar als de dood is ingetreden, blijkt dat er een innige band moet zijn geweest. De schrijver herinnert zich hoe zijn vader hem bij de hand pakt en zegt: ‘Opa is in de hemel’. Het betekent voor de kleine Paul het einde van de wereld:

Ergens begint een kind nee te schreeuwen, een langgerekte kreet, angst en pijn ineen. Een smak gemaakt, of in het nauw gedreven door een overmacht aan grote knullen. Moeten we niet gaan helpen? Dan besef ik dat ik mezelf hoor. Alsof ik in twee stukken word gescheurd.
Dit komt nooit meer goed.
Dit gaat nooit meer over.

Een ander personage dat het hart van de schrijver heeft weten te beroeren is Anouk, de stiefdochter van oom Carl. Als de schrijver nog heel jong is, besluit hij dat hij later met haar wil trouwen. Zij geeft hem alvast het jawoord. En hoewel de kalverliefde die er tussen hen ontstaat nooit echt tot wasdom komt, blijft de schrijver hoop houden totdat hij zelf in het huwelijksbootje stapt met een andere vrouw. Als Anouk en hij in de dertig zijn, worden ze uitgenodigd voor een tuinfeest van familie in Hillegersberg. Het is een warme dag in mei en ze besluiten eerst een nostalgische wandeling door Rotterdam te gaan maken. Ze drinken bier uit blikjes en brengen een bezoek aan de fontein van opa Karl. De schrijver haalt onderweg allerlei herinneringen op en Anouk begint af en toe te huilen. ‘Ons ‘huwelijk’ was een vergissing (zoals zo veel huwelijken): je trouwt niet met iemand die er, voor zover je je herinnert, altijd is geweest, die er nooit niet is geweest’, concludeert de schrijver.

Wat Het smeedwerk van herinnering tot een roman maakt in plaats van een autobiografie zijn vooral de passages waarin de schrijver zelf invult wat zijn familieleden in het verleden hebben meegemaakt terwijl hij er zelf nog niet bij was. De scène waarin Theodorus Gellings Johanna Bongartz onder de rokken grijpt is daar een voorbeeld van. Maar ook de beschrijving van de dagen na het bombardement op Rotterdam, waarin opa Karl samen met zijn twee zoons tussen de smeulende en stinkende resten van het vernietigde stadshart op zoek gaat naar smeedwerk dat door hem werd vervaardigd. Het is een van de sterkste passages uit deze roman, die weliswaar gaat over de wederwaardigheden van verschillende generaties binnen één familie, maar waarin toch vooral een niet te bestrijden eenzaamheid en de allesbepalende rol van de geschiedenis de belangrijke onderwerpen zijn.

Ronald Ohlsen

Paul Gellings – Het smeedwerk van herinnering. Passage, Groningen. 400 blz. € 22,50.

(foto © Daniël Dee)