Toch niet weer over de Landelijke Kennisbasistoets?

Onlangs hoorde ik dat men besloten heeft om de LKT (de Landelijke Kennisbasistoets) nog jaren te handhaven. Zeg maar dag met je handje tegen vernieuwend literatuuronderwijs. Je wordt er treurig en moedeloos van, maar laten we de publicitaire barricaden maar weer eens opzoeken.

Waarom hoor je nooit een dichter opscheppen over de prachtige oxymoron die hij in zijn gedicht heeft verstopt? Dat komt omdat de meeste dichters die ik ken helemaal niet op die manier met hun poëzie bezig zijn. Ze zullen bij het schrijven wellicht bezig zijn met het ritme en in sommige gevallen met het eindrijm en het metrum, maar of ze een mooie hypallage (hupallagè) in regels hebben verwerkt zal ze aan hun poëtische reet roesten. Als ik zelf een gedicht schrijf dan ben ik ook meer bezig met wat ik wil zeggen en het voorkomen van taalgebruik dat te ‘poëtisch’ is. Liever klare taal dan vage verwijzingen. Liever een alliteratie minder als het kan. Lezersreacties die louter de techniek prijzen ervaar ik als een koude douche (als-vergelijking, cliché), terwijl inhoudelijke reacties meestal aanvoelen als een warm bad (als-vergelijking, cliché).

In de master en in de bachelor (samen met collega Bart Temme) ben ik de laatste jaren bezig om het literatuuronderwijs om te gooien op de lerarenopleiding van NHL Stenden. Minder de nadruk op de analyse en meer op de inhoudelijke kant van teksten. We experimenteren met lesvormen en met de boekenkeuzes en soms gaat het weleens mis, maar over het algemeen zijn de colleges ontzettend veel rijker en inhoudelijker geworden sinds we die verandering hebben ingezet; een verandering waarbij de lezer centraal staat. Ik denk dat onze colleges veel interessanter zijn geworden en ook dat er van de studenten meer gevraagd wordt. Kon je je vroeger nog wel verschuilen in een groep als er een verhaal of gedicht werd geanalyseerd, nu moet je in leeskringen meedraaien en zelf iets inbrengen. Ik denk dat daardoor ook de lol in het lezen en het praten over literatuur terug kan komen.

Je kunt je afvragen hoe het komt dat de invloed van het tijdschrift Merlyn ons literatuuronderwijs decennialang heeft verwoest met analytische verslagen die elke lol uit het lezen hebben gehaald, terwijl je die technische analyse vooral moet gebruiken om een inhoudelijk gesprek te kunnen voeren. Analyse is een middel en geen doel.

In de master kan ik meer experimenteren. Ik moet me ook daar houden aan een landelijke kennisbasis en eens in de zoveel jaar houden de verschillende masteropleidingen de inhoud van de colleges tegen het licht. Dat gesprek is uitermate boeiend en leerzaam. Bij de bachelorvariant vertrouwt de overheid niet dat de hogescholen de kwaliteit van de colleges in stand houden en is er een landelijke kennisbasistoets ingesteld die de kennisbasis toetst. Die LKT is een gruwel omdat literatuuronderwijs wordt gereduceerd tot multiplechoicevragen. Ik ga niet herhalen wat ik er al eerder over gezegd heb (hier, hier en hier bijvoorbeeld).

En dan krijg je dus weer jarenlang dit soort vragen (110 in totaal, 35 over fictie):

Elk jaar studeert er een handjevol studenten Nederlands af bij universiteiten. Van dat handjevol gaat een fractie het onderwijs in. Elk jaar leveren de hogescholen honderden studenten af die in onder- en bovenbouw mogen lesgeven. Wil je het literatuuronderwijs fundamenteel veranderen dan moet dat op de hogescholen gebeuren. Zolang vanuit het Ministerie van Onderwijs niets verandert, de hogescholen geen gezamenlijke vuist kunnen maken en men op de universiteiten geen idee heeft wat er op hogescholen gebeurt (ik heb het afgelopen jaar verschillende universitaire collega’s bijgepraat over de LKT en iedereen reageert dan verbijsterd) en er geen politicus is die kennis van zaken heeft over dit onderwerp blijft het literatuuronderwijs nog jarenlang in de modder steken (metafoor, cliché).

Coen Peppelenbos (repetitio)

(foto via Flickr Commons)