Een actuele 21ste-eeuwse Gezelle

Ik heb lang zitten dubben of ik Vliegoefeningen nu onder ‘Gezelle’ in mijn kast moest zetten, of onder ‘Van Gasse’. De elf gedichten zijn onmiskenbaar van de grote Vlaamse negentiende-eeuwer. Maar de illustraties, de commentaren en daarmee de geheel nieuwe context zijn natuurlijk van Lies Van Gasse. En het is juist die context die Gezelles natuurgedichten tot een heel nieuw en actueel leesavontuur maakt.

Laat ik meteen maar een illustratief voorbeeld geven. Karel de Busschere dateerde in Guido Gezelle, Volledige dichtwerken (1971) het korte gedicht ‘o Schoone roos’ omstreeks 1878. Het is dus bijna anderhalve eeuw oud en je kunt derhalve met gemak vaststellen dat het uit een wereld komt die bitter weinig op de onze lijkt:


Deze roos, die in de herinnering altijd even mooi zal blijven ook al is de fysieke plant al lang ter ziele, ligt waarschijnlijk dichter bij de liefdevolle allegorische roos van Guilaume de Lorris uit 1230 dan bij onze huidige genadeloze tijd.

In het grafische gedicht van Lies Van Gasse vormt ‘o Schoone roos’ slechts een passage in een groter geheel, maar wel een cruciale. Eerder al zien we een vogelaar die met een camera mét telelens geduldig maar vergeefs op een nachtegaal zit te wachten, terwijl alle andere vogels intussen wel acte de présence geven. Of in het speelse vocabulaire van Gezelle:


De vogelaar keert onverrichter zake huiswaarts, waar hij, begeleid door Gezelles ‘Niemandsvriend’ (een hommage aan de distel) aan het eten koken slaat. Tenslotte plukt hij een distel uit een bloembak voor zijn raam en zet die in een vaasje bij het borstbeeld van Guido Gezelle. Tegelijkertijd kruipt een klein kabouterachtig vrouwtje – later door Van Gasse geïdentificeerd als het ‘artisjokvrouwtje’ – ook op het kastje naast het beeld.

En dan kan inderdaad ‘o Schoone roos’ beginnen. We zien Gezelle, het vrouwtje, het vaasje en een boek dat opvallend veel lijkt op mijn exemplaar van de Volledige dichtwerken uit 1971. Het vrouwtje loopt naar het boek en Gezelles beeld volgt haar met de ogen. Dan scheurt zij een bladzijde uit de bundel en het beeld schrikt. Op de volgende bladzijden vliegt zij met het blad papier naar een demonstratie van mensen die lege borden meedragen. Zij doen denken aan de witte-bordendemonstraties van Maud Vanhauwaert uit haar tijd als Antwerps stadsdichter. Een paar bladzijden verder zien we de borden terug in het bos, nu beschreven met gedichten van Gezelle. Mooier kunnen twee zo uiteenlopende eeuwen niet samenkomen.

Deze korte samenvatting van ongeveer vijftien bladzijden met fraaie aquarellen doet het werk van Van Gasse natuurlijk zeer te kort. In het boek leiden deze bladzijden trouwens naar de ‘Gezelle Poëzieroute’ die op www.gezelle.be als luisterprent is terug te vinden.

Van Gasse tekent niet alleen, ze becommentarieert ook. Aan het al genoemde ‘Niemandsvriend’, waarin Gezelle het overheidsbesluit hekelt dat distels schadelijk zijn en vernietigd moeten worden, voegt ze toe:

Vroeger noemde we het gewoon onkruid,
maar wie hem eens heeft zien bloeien (met zijn Streuvelhaar)
zal daar misschien/hopelijk 2 keer over
nadenken. Ken je de Kale Jonker?
of de Kaardebol? De bescherming van
niet-bloeiende distels, zoals de akkerdistel,
ligt, eh, waarom toch, moeilijker. Een jammere zaak.
De Opperdistel is misschien wel de artisjok:
moeilijk te kweken, maar wel erg lekker. En de
bron van inspiratie (vanwege het artisjokhart)
voor het artisjokvrouwtje dat door deze
graphic poem dwaalt.
De Vogelspotter heeft het
alvast begrepen: als
Iemandsvriend geplukt wordt,
verdient hij een sierlijk vaasje.

De graphic poem en de geschreven commentaren van Van Gasse hebben mij uiteindelijk overtuigd: Vliegoefeningen krijgt toch een plaatsje bij de andere bundels van Lies Van Gasse. Gezelle volgt dan vanzelf een paar dichters verderop.

Jan de Jong

Lies Van Gasse – Vliegoefeningen. Graphic poem met gedichten van Guido Gezelle. Poëziecentrum, Gent. 88 blz. € 22,00.