‘Hier en daar had ik tegen hem willen schreeuwen: “Kom nou eens voor jezelf op!”’

Constantijn Huygens jr. stond zijn hele leven in de schaduw van zowel zijn beroemde vader – de gelijknamige dichter en diplomaat – als zijn broer Christiaan – de bekende wetenschapper. Huygens zelf was de secretaris van stadhouder Willem III. Ook in die hoedanigheid bevond hij zich in de schaduw: die van de macht. Dankzij het dagboek dat Huygens bijhield, hebben we een ongekend inzicht in het dagelijks leven in de 17e eeuw, de intriges aan het hof en de opmaat en nasleep van de machtsovername van Willem III en Maria Stuart als koning en koningin van Engeland, Schotland en Ierland. Jan Paul Schutten maakte een hertaling in modern Nederlands van de dagboekdelen die over deze belangrijke periode in de Nederlandse geschiedenis gaan. Een gesprek met de schrijver.

Jan Paul, je bent bekend als schrijver van informatieve jeugdboeken over wetenschap, geschiedenis en natuur. Dit nieuwe boek is niet te vergelijken met je eerdere werk. Hoe is dit bijzondere project op je pad gekomen?
– Ik had samen met Dick Swaab een kinderversie gemaakt van Wij zijn ons brein, dat bij Atlas Contact was verschenen. Mijn redacteur wees mij daarna op de dagboeken van Huygens en vroeg of dat geen project voor mij was. Toen ik me in de journalen begon te verdiepen was ik meteen verkocht. Ik vroeg me alleen af waarom hij het aan mij vroeg en niet aan coryfeeën als Nelleke Noordervliet, Geert Mak of Luc Panhuysen, die ook bij Atlas Contact zaten. Hij antwoordde dat het juist iets voor mij was, omdat ik goed ben in het zoeken van de krenten in de pap – en dat is nodig voor het maken van zo’n boek. Toen durfde ik met vertrouwen aan het boek te beginnen.

Waarom vond je het belangrijk om het grote publiek kennis te laten maken met het dagboek van Constantijn Huygens jr.?
– Ik heb jaren geleden genoten van de dagboeken van Huygens’ tijdgenoot Samuel Pepys, vooral dankzij een luisterboekbewerking van de BBC. Die dagboeken zijn nog steeds ongekend populair. Met de dagboeken van Huygens hebben we onze eigen Samuel Pepys. Maar Huygens is niet alleen een gegoede 17e-eeuwer, hij is ook nog eens de zoon van de dichter en diplomaat Constantijn Huygens, hij is de broer van Christiaan, hij is de secretaris van de later koning Willem III. Dus je leeft met de dagboeken niet alleen in de zeventiende eeuw, je bevindt je ook nog eens in die illustere familie, aan het hof van de koning of op de eerste rang bij veldtochten of marsen. Het dagboek is van onschatbare historische waarde.

Huygens hield gedurende zijn gehele leven een dagboek bij. Je hebt ervoor gekozen om je te focussen op de delen die hij schreef in de jaren 1688 tot 1696. Waarom?
– Er is zo ongelooflijk veel bruikbaar materiaal dat ik me wel moest beperken – en dan is het nog een boek van 750 pagina’s geworden. Mijn idee was om ook nog iets met de eerdere delen te gaan doen, als een soort prequel. Of om alles te combineren in een heel andere type boek. Maar dit boek moest hoe dan ook het uitgangspunt worden. Deze laatste dagboeken beschrijven een mooi omkaderde periode die ook nog eens cruciaal was in de Nederlandse geschiedenis. Ook vanuit het perspectief vanuit Huygens is dit deel interessanter dan de rest. Je maakt zijn langzame val mee in de kringen rondom het hof.

Kun je iets vertellen over hoe je te werk bent gegaan bij het schrijven van dit boek?
– Ik ben alles eerst integraal gaan lezen. Gelukkig hoefde dat niet in het originele handschrift, want de tekst is in de Digitale Bibliotheek te vinden. Na de eerste leesronde begreep ik nog geen tien procent, maar ik wist al wel dat het écht bijzonder was. Vergelijk het met een verkenning van een stad waar je nog niet eerdere geweest bent. Je kent er de weg nog niet, maar je hebt al wel mooie gebouwen en straten gezien. Vervolgens ben ik het opnieuw gaan lezen, maar nu met behulp van een antiek boek (de pagina’s moesten zelfs nog los gesneden worden) waarin alle genoemde namen vermeld worden met hun functie en familie. Bij de derde leesronde heb ik alles aangetekend wat belangrijk was, zodat ik naar bepaalde verhaallijnen kon zoeken die ik voor het boek kon gebruiken. Daarna ben ik gaan lezen en schrijven tegelijk. Niet definitief, maar een kladversie. En ten slotte heb ik weer alles opnieuw gelezen en dat als definitieve versie hertaald en bewerkt. Intussen las ik boeken over de familie, de periode en over de dagboeken. Op die manier heb ik me de ‘stad’ eigen gemaakt.

Je bent in totaal acht jaar bezig geweest met dit project. Hoe heb je dat kunnen combineren met het schrijven van je andere boeken?
– Die acht jaar waren absoluut nodig. En door zo nu en dan een paar maanden andere projecten te doen kon ik afstand nemen en later weer met frisse ogen naar de teksten kijken. Zo vielen sommige dingen op die ik eerder over het hoofd had gezien en zag ik bepaalde verbanden beter. Intussen werd ik zelf wat verstandiger en wijzer. Ik kreeg net wat meer levenservaring om Huygens beter te begrijpen.

Het hertalen van de 17e eeuwse brontekst naar modern Nederlands zal geen sinecure zijn geweest. Met welke uitdagingen kreeg je te maken tijdens het schrijven?
– Oud Nederlands vind ik al vrij lastig, maar Huygens schreef ingewikkelde zinnen waarin het niet direct duidelijk was wie of wat het onderwerp of lijdend voorwerp waren. Daarnaast gebruikte hij regelmatig buitenlandse woorden in een oude spelling die ook niet meer te herleiden zijn. Maar het grootste probleem waren de namen. Mensen hadden naast hun eigen naam ook de naam van het gebied waar ze een heerlijkheid hadden. Zo werd Huygens zelf altijd ‘Zuylichem’ of ‘Zeelhem’ genoemd. Maar bij sommige mensen gebruikt hij die namen door elkaar. En dan wisselt de spelling ook nog. Bergesteyn is dus ook Berkestein en Van der Does. Willem Bentinck heet van de ene op de andere dag Lord Portland. Erg verwarrend.

Ik neem aan dat er ook veel te genieten viel aan het bezig zijn met de taal van enkele eeuwen geleden. Kun je daar iets over zeggen?
– Op meerdere terreinen zijn er juweeltjes. Bijvoorbeeld de gekte in de pruikentijd om je wenkbrauwen te scheren en te vervangen door opgeplakte muizenvellen. Huygens die goede vis eet, maar ‘op z’n Engels bereid, dus verpest’. Dames die worden betrapt met een van was gemaakte ‘godemiché’: een kunstpenis. Iemand die een pruik opeet. Beulen die vanwege hun kennis van het menselijk lichaam ook als arts werken. En inderdaad, vooral op taalgebied zijn er zulke parels. Tabak wordt in die tijd ‘gedronken’ in plaats van gerookt, zo beschreef men inhaleren toen. De koning had teveel ‘muyse-nesten aan syn hooft’. Een dame in zijn omgeving had een ‘vinnige pleuris’ waarbij er wormen uit haar mond kwamen. Een andere vrouw had ‘veel van een moriaan in haar tronie’. Maar het wordt vooral leuk wanneer hij gaat schelden op zijn ‘jangatten van volk’. Of op ‘miserabele flickflooiers’ en ‘hondsvotten’. En de heer Van Genderen is voor Huygens senior ‘een geborene guit en daarenboven zijn gezworene vijand’. De mooiste van die teksten heb ik vanwege hun schoonheid ook in hun oude taal weergegeven.

Huygens heeft een heel droge manier van schrijven. Je zou het haast notuleren kunnen noemen. Bijna nergens in zijn dagboek lezen we over wat hem echt bezighoudt. Heb jij die afstand tot de persoon Huygens jr. ook zo ervaren? Of heb je het idee dat je door je werk aan het dagboek de schrijver toch goed hebt leren kennen?
– Ik denk dat iedereen hem na het lezen van Schaduwleven ook wel aardig kent. Maar zelf ben ik acht jaar lang met hem bezig geweest en daarbij is hij meer onder mijn huid gaan zitten – op een goede manier. Ik heb me wel regelmatig afgevraagd waarom hij bepaalde keuzes maakte. Hier en daar had ik tegen hem willen schreeuwen: ‘Kom nou eens voor jezelf op!’ Ik durf wel te zeggen dat ik hem goed heb leren kennen. Volgens mij lijken we zelfs een beetje op elkaar.

Welk gedeelte van het dagboek heeft jou het meest geraakt?
– In juli 1695 is Huygens mee op een veldtocht met de koning. Huygens haat die veldtochten al vanwege alle ontberingen en het wapengekletter. Maar nu ligt zijn broer en zielsverwant Christiaan op sterven, onder gruwelijke omstandigheden. Voor het eerst en voor het laatst gebruikt hij een uitroepteken: ‘Arm mensch!’ Uiteindelijk komt het bericht dat Christiaan is overleden. Huygens blijft er ingetogen over schrijven, maar aan alles voel je dat hij er kapot van is.

Het leven van Huygens stond in de schaduw van zowel zijn beroemde vader en broer als van Willem III. Toch krijg ik door het lezen van zijn dagboek niet echt het idee dat hij het daar erg moeilijk mee had. Een leven in de luwte beviel hem wel, denk ik. Klopt dat? Wat is jouw beeld van Huygens?
– Klopt. In tegenstelling tot Huygens senior en, in mindere mate, Christiaan hoefde hij niet in het middelpunt van de belangstelling te staan. Hij was wel weer trots op de bekendheid van zijn vader en broer. Zelf was hij het gelukkigst als hij kunst kon bekijken op veilingen en in verzamelingen. Huygens jr. was een groot kunstliefhebber en de koning en koningin vroegen altijd om zijn mening over hun aankopen. Zijn grootste trots was een boekje dat hij samenstelde met prenten van Leonardo da Vinci die hij persoonlijk ontdekt had. Lang na zijn dood werd bekend dat de tekeningen van Carlo Urbino zijn, naar tekeningen van Da Vinci. Deze ‘codex Huygens’ is bewaard gebleven en ligt nu in het Morgan Library & Museum. Hiermee heeft hij uiteindelijk toch nog op bescheiden schaal wereldfaam verworven.

Jos Noorman

Jan Paul Schutten – Schaduwleven – Het dagboek van Constantijn Huygens jr. Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. 752 blz. € 39,99.