Gerbrand Bakker schreef ons, namens de jury van de Anton Wachterprijs, de volgende open brief.

Op 24 april stond op deze website een bericht over de shortlist van de Anton Wachterprijs. Coen Peppelenbos schreef: ‘Ze hebben het nieuws zo klein mogelijk gehouden, maar dit zijn de zeven genomineerden voor de Anton Wachterprijs, de tweejaarlijkse prijs voor het beste debuut.’ Ik wil daar, al is het inmiddels bijna anderhalve maand later, even op terugkomen. Natuurlijk is het nieuws niet ‘zo klein mogelijk gehouden’. Coen zou zelf hebben kunnen bedenken wat er gebeurd is: ‘de anderen’ hebben het zo klein mogelijk gehouden, of duidelijker nog: de media hebben er volstrekt geen aandacht aan besteed. Dat kan gebeuren, een shortlist is een shortlist, de krant staat al vol genoeg en pas als er een winnaar is, wordt dat gemeld. Tot onze stomme verbazing (en met ‘onze’ bedoel ik: de jury van de Anton Wachterprijs, Marja Pruis, Joke Linders, Geart de Vries, Kees ’t Hart en ondergetekende) blijkt de toekenning van de prijs aan Simone Atangana Bekono, op enkele noordelijke kranten na, geen enkele nieuwswaarde te hebben. Juist het feit dat de Leeuwarder en Harlinger Courant en – doorgeplaatst – het Dagblad van het Noorden er als enige wél melding van maakten, zou erop kunnen duiden dat de Anton Wachterprijs verworden is tot een provinciaal gedoetje. De grote landelijke kranten hebben er geen woord aan verspild. Hierbij wil ik opmerken dat de toekenning van anderhalf jaar geleden (de uitreiking is verschoven van november naar juni) aan Annemarie Haverkamp voor De achtste dag ook al minimaal was.

Dat baart ons, de jury, zorgen. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat een literaire debuutprijs die in 1977 werd ingesteld, en daarmee de oudste debutantenprijs van Nederland, geen enkele nieuwswaarde meer heeft? Hoe pijnlijk of zelfs sneu vooral ook voor de winnares, Simone Atangana Bekono. Immers: als je iets toegekend krijgt, een prijs, en vervolgens maakt niemand daar melding van, zou je die prijs net zo goed niet hebben kunnen winnen. Als niemand je naam noemt, besta je niet. En natuurlijk heeft de organisatie van de Anton Wachterprijs alles en iedereen een persbericht gestuurd, om het nieuws zo breed mogelijk uit te dragen. Wat is er gebeurd met deze toch gerenommeerde prijs, waar ooit bij de uitreiking uitsluitend karnemelk werd geschonken, die een keer niet is uitgereikt omdat Arnon Grunberg een boek geschreven had onder de naam Marek van der Jagt, die in 1986 al de kwaliteit inzag van een schrijver als Wessel te Gussinklo, met zijn debuut De verboden tuin en illustere winnaars als Frans Kellendonk, Tessa de Loo, Ilja Pfeijffer, Arnon Grunberg, Peter Buwalda en Niña Weijers?

Nogmaals: als de media ergens niet over berichten, als namen niet genoemd worden, bestaat het niet. Het doet me denken aan de vraag van een journalist van een tijdschrift, ooit. Waarom ik zo ‘onbekend’ was? Ik heb hem lang en veelbetekenend aangestaard, maar hij begreep de hint niet. Het zou toch zonde zijn als de oudste en daarmee wellicht ook meest prestigieuze debutantenprijs (neem alleen de hoogte van het prijzengeld al: 2000 euro! Het gaat niet om het geld, het gaat om erkenning en een zetje richting bekendheid, en een gespannen wachten op de opvolgroman) door een – onverklaarbaar – gebrek aan aandacht vanuit de media nóg verder in de versukkeling zou raken? Want, en dat is het grote gevaar, als een organisatie die zich bekommert om willekeurig welke prijs, die geldschieter is, merkt dat er geen enkele mediale eer mee te behalen valt, is het niet denkbeeldig dat die prijs botweg opgedoekt wordt.

Maar alles is nog niet verloren. Dat Bekono gewonnen heeft is inmiddels bekend, maar de prijsuitreiking vindt plaats op 25 juni. In Harlingen natuurlijk. Daar kan, wie dat wil, ruim aandacht aan schenken. Net zoals de winnaar van de P.C. Hooftprijs ook altijd twee keer in de belangstelling staat: bij de bekendmaking én na de uitreiking. Grunberg heeft zijn maar liefst twee momenten gehad, Bekono kan haar ene moment nog volop krijgen.