Boudewijn Büch is terug

Het is alweer bijna twintig jaar geleden dat schrijver en tv-maker Boudewijn Büch overleed. Dat betekent dat er inmiddels een hele generatie is die zijn programma’s niet heeft gezien. In Ik, Boudewijn Büch wekt Guus Bauer hem na twee decennia weer tot leven. Hij kijkt over de schouder van Bauer, die hij Buddy noemt, mee als deze bezig is met het schrijven van een boek over Büch. Wat is er van hem over? Een brug die naar hem vernoemd is in Almere, plekken in Leiden waar hij geweest is en delen van zijn verzameling die weer opgenomen zijn in verzamelingen van anderen, onder meer het Teylers Museum in Haarlem.

Zijn enorme verzamelwoede leverde nogal discutabele stukken op, zoals een dodobotje dat later niet van een dodo afkomstig bleek. Waar Büch voor zijn reisprogramma nog de hele wereld over reisde en zijn verzamelingen uitbreidde kan iedereen met geld tegenwoordig online binnen harken wat hij wil. Büch, die alleen als geest aanwezig is, geeft vrijelijk commentaar op die gemakzuchtige moderne tijd. Hij weet dat hijzelf al in de vergetelheid is geraakt, want ‘direct na vertrek uit de sterfelijke huls is het zo goed als over met de letterpret.’

Guus Bauer heeft al vroeg in de carrière van Büch Een kleine blonde dood uitgegeven (pas drie jaar later verscheen bij De Arbeiderspers De kleine blonde dood). Er is dus een band tussen de twee mannen. Omdat Bauer door de vergeestelijkte dichter geobserveerd wordt, terwijl deze onderzoek naar hem doet naast zijn normale werk als literair journalist, wordt de roman steeds meer een verkapt zelfportret. Bauers afkeer van het literaire wereldje spat er vanaf, vooral als steeds dezelfde schrijvers terugkomen in de media. ‘De veilige keuze is dan te kiezen voor de Bekende Namen, die “eenvoudig niet kunnen worden overgeslagen”. Boeken die al veel in het nieuws zijn krijgen zo nog meer aandacht, een vicieuze cirkel.’ Bauer is met enige zelfironie een broodschrijver geworden en schrijft zelfs boeken voor anderen. ‘Hij heeft een petieterige schoorsteen, maar die vindt het begrijpelijkerwijs toch prettig om af een toe een beetje te roken.’

De grootste verdienste van dit boek is dat Bauer Büch weer terugleidt binnen het domein van de fictie. Na de plotselinge dood van Büch is vooral de nadruk komen te liggen op de leugens die hij vertelde (onder meer over zijn dode zoon) en niet op de fictieve wereld die hij als schrijver geschapen had. Door hem deze geheel fictieve wederkomst te gunnen wordt dat nu rechtgezet.

Coen Peppelenbos

Guus Buddy Bauer – Ik, Boudewijn Büch. In de Knipscheer, Haarlem. 222 blz. € 18,50.

Deze recensie verscheen eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 23 juli 2022.

(Foto boven: AlfvanBeem – Boudewijn Büch cabinet in the Teylers Library, Teylers museum, Haarlem, the Netherlands, via Wikimedia, CC 1.0)