Notulerend beschermheer

‘In Herisau haalt Robert zijn paraplu tevoorschijn en wijst daarmee naar het stationsbuffet: ‘En avant – naar ’t bier en de schemering!’. Een klein citaat uit het wandelboek dat cultureel journalist, schrijver en toeverlaat van Exil-schrijvers Carl Seelig (1894-1962) schreef over zijn lange wandelingen met Robert Walser (1878-1956) rond Herisau en Sankt Gallen in de Zwitserse Alpen. Het vat de voor Walser zo kenmerkende zucht naar vergetelheid samen; de paraplu, de schemering en ook het even bemoedigende als geruststellende goede eten en drinken.

Carl Seelig schreef ooit de eerste biografie van Albert Einstein, maar is waarschijnlijk nog bekender geworden als de onvermoeibare vriend en beschermer van de Zwitserse schrijver Robert Walser, wiens werk de laatste jaren in steeds bredere kring herontdekt wordt. In ons land zonder twijfel de verdienste van Walser-deskundige en vertaalster Machteld Bokhove, die twee jaar geleden overleed. Door haar inspanningen en vertalingen zijn onder meer Walsers belangrijke romans De Tanners en De bediende nu weer beschikbaar. Eerder vertaalde ook Jeroen Brouwers werk van Walser.

Wandelingen met Walser is een onmisbaar stuk secondaire literatuur voor wie gevallen is voor de volstrekt eigenzinnige schrijver die Walser was. Het geeft inzicht in zijn opvattingen over leven en maatschappij van destijds, over andere schrijvers, kunst (‘Zonder afgronden blijft iedere kunstenaar maar iets halfs, een geurloos kasgewas’), maar vooral over hemzelf, zijn leven lang geplaagd door existentiële angsten als hij was. Seelig is daarbij beschermheer en observator, die als Watson bij Sherlock Holmes ook notuleert, maar nooit stuurt. Hij stelt eens een vraag, maar laat de antwoorden en beslissingen geheel aan Walser, die bij een meer uitgesproken rol van Seelig ongetwijfeld ook snel uit balans zou zijn geraakt.

‘Waar gaan we heen?’ vraagt Robert op het station van Herisau. […] We lopen een paar rondjes om het station. Dan draait Robert een straat in die in zuidelijke richting omhoogloopt. Ongeveer honderd meter verderop stelt hij voor: ‘Laten we toch die lagere straat nemen!’ We lopen deze een stukje af. Maar dan keert hij weer om en vraagt: ‘Heeft u werkelijk geen plan?’ – ‘Nee helemaal niets. Ik ga waarheen u wilt!’ – Ten slotte staan we weer op de hogere straat. Hij aarzelt en zegt: ‘Die lagere is misschien toch beter!’ en zo marcheren wij uiteindelijk naar Engelburg.

Walser was wat we tegenwoordig een hoogsensitief persoon noemen, een man ook met een rijk gestoffeerd hoofd, om Willem Brakman te parafraseren, die je dus z’n eigen koers moest laten bepalen. Dat was ook de beste garantie om hem aan de praat te krijgen. Na lange stiltes, waarin veel in Walsers hoofd moet zijn omgegaan, kon dan opeens, al wandelend, klimmend of dalend, een doortimmerd betoog worden opgetekend. Of een soms onnavolgbare redenering vol gedachtensprongen:

Als vlinders vliegen er van alle kanten associaties op Robert af: Shakespeares De koopman van Venetië, Goldoni, Casanova, Stendhal, Richard Wagner.

Robert Walser leidde lange tijd een ongericht en vereenzaamd bestaan, kreeg problemen met talrijke mensen, ook met degenen van wie hij afhankelijk was en verviel geregeld in diepe armoede. Op zeker moment leidde dat tot een gedwongen opname in de psychiatrische kliniek van Herisau, die hij niet meer zou verlaten. Hij voelde zich er misschien wel beter op zijn plaats dan waar ook. Er werd daar voor hem gezorgd en op hem gepast. Maar schrijven deed hij er niet meer: ‘Ik ben hier niet om te schrijven, maar om gek te zijn’, moet hij daarover hebben opgemerkt.

Een beetje gek is het ook wel hoe Walser vaak aan de wandel gaat zonder overjas of paraplu, terwijl hij weet hoe grillig de winterse weersomstandigheden in de Alpen kunnen zijn, zoals op 4 januari 1944 als de straten bedekt zijn met een licht sneeuwdek:

In zijn gelig geruite, afgedragen pak ziet hij er met zijn gentiaanblauwe hemd, zijn roodgestreepte das en opgerolde broekspijpen tamelijk stoutmoedig uit.

In het uitgebreide register staan niet alleen de besproken personen en onderwerpen genoemd, maar worden ook de niet met name genoemde personen geïdentificeerd en Seeligs onnauwkeurigheden en vergissingen gecorrigeerd. Bovendien bevat het boek een overzicht van de 45 wandelingen waar de heren gingen. Tot de laatste, op 25 december 1956, toen Walser zonder geleide van Seelig ‘het kristallen licht van het sneeuwlandschap’ instapte, voor de verandering eens ‘warm aangekleed’. Twee schooljongens vinden later diens half door de sneeuw bedekte lichaam.

André Keikes

Carl Seelig – Wandelingen met Walser. Vertaald door Machteld Bokhove. Koppernik, Amsterdam. 200 blz. €21,50.