Dichter van het gemis

Hoe zou het toch komen dat zoveel grote dichters teruggetrokken, onopvallende, routineuze levens leidden? Pessoa had een saaie kantoorbaan in Lissabon, de stad die hij zelden of nooit verliet, en schreef altijd in dezelfde cafés. Borges verschool zich in zijn bibliotheek in Buenos Aires, Kavafis verveelde zich te pletter als ambtenaar in Alexandrië. En wat deed Philip Larkin (1922-1985), zowat de bekendste naoorlogse Engels dichter, voor de kost? Hij was bibliothecaris in Hull, of all places.

Misschien is een middelmatig, routineus bestaan wel bevorderlijk voor een rijk innerlijk gevoelsleven, want Larkin is a household name in Groot-Brittannië, een dichter van wie bijna iedereen wel een paar regels kent. Veel van zijn slotregels zijn een eigen leven gaan leiden als oneliners. Nochtans was hij niet zo verschrikkelijk productief als dichter: in zijn leven publiceerde hij drie ‘volwassen’ bundels en nog wat losse gedichten. Daarnaast schreef hij wel nog wat romans, essays en artikels, vaak over jazz en literatuur, maar zijn roem heeft hij toch wel aan zijn dichterschap te danken, misschien wel omdat hij een dichter van het gewone, alledaagse leven was waarin onpeilbaar diepe verlangens en gevoelens kunnen schuilgaan.

Uitgeverij IJzer publiceerde een redelijk ruime, tweetalige selectie uit zijn poëzie. Er zijn argumenten pro en contra zo’n uitgave, sommigen beweren dat het de aandacht te veel afleidt van de vertaling en het is inderdaad moeilijk om die onbevangen te lezen. Zoals je het niet kunt laten om de ondertitels van een film te lezen, zelfs als je de brontaal verstaat, zo flitsen je ogen ook steeds heen en weer tussen brontekst en vertaling. Nu is er over vertaalbaarheid al veel inkt gevloeid – ik geloof dat alles vertaalbaar is als een vertaling als een per definitie onvolmaakte benadering van een al even onvolmaakt origineel wordt beschouwd, en niets vertaalbaar is indien van een vertaling wordt verwacht dat het een definitieve, één-op-één-weergave van een in stenen tafelen uitgehouwen brontekst wordt. Toch had ik hier en daar wat moeite met de toon van de vertaling, al geef ik toe dat die kritiek grotendeels gevoelsmatig is: bij de regels ‘if deprived of solitude, you chafe, It’s clear you’re not the virtuous sort’ staat mij bijvoorbeeld een wat flegmatieke Britse intellectueel voor ogen, terwijl ‘wie moppert zonder eenzaamheid is duidelijk niet zo’n braaf jochie’ associaties oproept met een jolige Hollander die een inhoudsloos gesprek voert met een hersendode talkshowhost.

Daarmee wil ik de vertaling overigens niet meteen afschrijven, er staan heel wat vondsten in en de bijhorende noten zijn zeer welkom: ik deel de mening niet van wie gedichten als te kraken puzzels beschouwen, want dat vind ik even interessant als sudoku’s oplossen, maar wat duiding is hier en daar wel welkom, vooral omdat niet alle verwijzingen naar Larkins privéleven of de actualiteit van toen nog zo helder zijn. De taal zelf is niet zo ondoordringbaar; Larkin was een bij uitstek heldere, verstaanbare dichter – wat trouwens niets te maken heeft met oppervlakkigheid, net zomin als hermetisme garant zou staan voor diepgang.

Veel van Larkins gedichten gaan op de een of andere manier over gemis en afwezigheid, wat zich stilistisch onder meer uit door het veelvuldige gebruik van de litotes: door het gebruik van een ontkennend woord of partikel (bijvoorbeeld undesirable) wordt een bepaalde nadruk gelegd. Maar het speelt, denk ik, ook een centrale rol in Larkins poëtica: kenmerkend is niet alleen wat iets is, wat aanwezig is, maar ook, en misschien zelfs vooral, wat het niet is, het afwezige. Je ziet het aan zijn thema’s, van het eeuwenoude memento mori (wat is dood immers anders dan afwezigheid van leven?) tot lege kerken (ook Houellebecq laat in zijn laatste roman Anéantir trouwens een personage ronddwalen in zo’n lege kerk), treinen die ergens stoppen waar de dichter ooit was, of afwezige oude vlammen van wie hem alleen nog wat foto’s resten. Nemen we bijvoorbeeld de eerste strofe van ‘Best Society / Optimaal gezelschap’, een gedicht over het opzoeken van eenzaamheid, afwezig zijn, en hoe dat verdacht wordt gevonden:

Opvallend zijn ook Larkins registerwissels. De toon kan opeens veranderen van ingehouden naar hooggestemd of expliciet en zelfs vulgair, waarbij het f-woord en andere schuttingtaal niet worden geschuwd (They fuck you up, your mum and dad is zo’n klassieker). Dat gebeurt vooral vanaf de jaren zestig en de bijhorende seksuele revolutie, die blijkbaar toch wat frustratie teweegbracht bij Larkin: zijn jeugd was immers al voorbij, hij had het feestje weer net gemist.

Het is onmogelijk om in detail in te gaan op alle gedichten in deze bloemlezing, maar bijzondere vermelding verdienen wat mij betreft zeker nog ‘For Sidney Bechet / Voor Sidney Bechet’ – Larkin was een groot jazzliefhebber en zijn ode aan de grote jazzman uit New Orleans is buiten categorie – en The Trees / De bomen, een lentegedicht dat opvalt tussen de Engelse druilerigheid en motregen op andere plaatsen. Larkin zwalpt wel vaker tussen optimisme en zwartgalligheid en blijft tot op zekere hoogte een mysterie. Ook in ‘The life with a Hole in it / Het leven met een gat erin’ gaat het weer over wat Larkin (of althans de ik-figuur) die terugkijkt op zijn leven en met een bijtend gevoel voor humor vaststelt wat hij niet is:

Tot slot nog dit: ook Philip Larkin is de laatste jaren in sommige kringen een beetje in opspraak gekomen omdat hij geen geheel onbesproken leven leidde (maar wie wel, eigenlijk?). Uit zijn werk valt dat niet zozeer op te maken, maar hij scheen wat reactionaire en zelfs xenofobe trekjes te hebben en werd in privéomstandigheden weleens op uitspraken betrapt die tegenwoordig niet helemaal meer koosjer zijn. Ik durf niet te voorspellen dat hij voor eeuwig en altijd veilig is voor cancelpogingen door overijverige zeloten van de politiek correcte geloofsgemeenschap, maar zelfs als zijn standbeeld bij het station van Hull ooit wordt neergehaald, ben ik er vrij zeker van dat zijn poëzie nog overeind blijft.

Daan Pieters

Philip Larkin – Het leven met een gat erin. Tweetalige uitgave, vertalingen uit het Engels, eindnoten en voorwoord door Jan Pieter van der Sterre. IJzer, Utrecht. 240 blz. € 25.