Rémon van Gemeren, de Couperus-biograaf, is ook tegen hertalingen van het werk van Couperus schrijft hij, overigens niet voor het eerst, in een opiniestuk op de site van de Volkskrant. Hij werpt zich eerst op als deskundige:

Na zestien jaar Nederlands geven op een gymnasium weet ik hoe lastig het is om een ingang te vinden voor Couperus’ karakteristieke, muzikale, maar oude stijl.

Als het op het gymnasium al lastig is, hoe zou het dan zijn op de havo, vraag je je dan af. Herspellen mag van Van Gemeren, maar hertalen niet. Verderop in zijn stuk constateert Van Gemeren dat steeds minder mensen Nederlandse literatuur lezen, zeker oude werken en jongeren lezen die werken al helemaal niet meer. ‘Helaas is er geen geitenpaadje om dat tij te keren,’ schrijft Van Gemeren. Maar dat geitenpaadje is er nu juist wel en dat zijn die hertalingen! Ondergetekende kan dat weten, omdat ik als redacteur verbonden ben aan Uitgeverij kleine Uil waar we die hertalingen aan de man proberen te brengen. Het begon met Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan, hertaald door Michelle van Dijk waarvan er al bijna tweeduizend verkocht zijn (waaronder klassensets) en van het onlangs hertaalde Langs lijnen van geleidelijkheid door Albert Kroezemann zijn er ook al honderden verkocht. In het najaar verschijnen nog hertalingen van Noodlot en De stille kracht. Die boeken komen niet in plaats van de oorspronkelijke werken, maar naast de andere werken. Als je wilt kun je nog steeds de oorspronkelijke teksten lezen (voor een groot deel staan ze ook online op DBNL). Wij hebben nooit problemen met hertalingen van klassiekers uit andere talen, alleen maar met hertalingen van onze eigen literatuur. Dat zou te denken moeten geven.

Volgens Van Gemeren hebben die nieuwe visies op Couperus en die hertalingen alleen maar te maken met de wil om Couperus te actualiseren:

Het actualiseren van literatuur is in de mode, zelfs op de universiteit. Literatuur lijkt eerder een aanleiding om het te hebben over een persoonlijke of groepsidentiteit. Wat zij werkelijk te zeggen heeft, is breder en genuanceerder, maar blijft vaak jammerlijk verborgen.

Gelukkig weet Van Gemeren wel wat literatuur ‘werkelijk te zeggen heeft’. Wat er op de universiteit gebeurt, weet ik niet precies, maar op mijn hogeschool mogen de studenten de oude of de hertaalde versie van Langs lijnen van geleidelijkheid lezen. We hebben het dit jaar gehad over de taal van Couperus, de vraag of je teksten moet hertalen, de visie op vrouwen en mannen, de tegenstellingen binnen het boek, de opmerkingen van Couperus over de compositie van het boek, de vergelijking met het leven en werk van Cécile de Jong van Beek en Donk en over traumaverwerking (met een verwijzing naar Het bloed van de barones van Elsbeth Etty). Wij (collega Bart Temme en ik) pretenderen niet te weten wat literatuur ‘werkelijk te zeggen heeft’, maar wij hebben dan ook beiden niet op het gymnasium gezeten. We merkten wel dat we goede gesprekken konden voeren over de inhoud van de roman en dat studenten enthousiast waren over het werk van Couperus. Dat is voor ons genoeg.

(Kijk de reportage van Nieuwsuur over Couperus hier terug.)