Ik zat me afgelopen week tijdens het bekijken van de kaft van de debuutroman Xerox van Fien Veldman ouderwets te ergeren. Niet om het omslagontwerp, dat ik erg aantrekkelijk vond. Het waren de blurbs van Manon Uphoff en Jente Posthuma die me de haren deden rijzen. De laatste jaren voel ik weerzin tegen blurbs die geschreven zijn door auteurs, en ik denk dat ik nu eindelijk onder woorden kan brengen waarom.

Wat is een blurb? Een blurb is een korte, wervende tekst die de lezer van de kaft er toe aan moet zetten het boek te lezen. Zeg: Fantastische roman! Aangezien het een weinig betrouwbaar advies lijkt wanneer de schrijver of uitgever van het boek zelf deze conclusie trekt, is het zaak een ander, min of meer onafhankelijk persoon zo’n wervende uitspraak te laten doen. Shoppen in kranten- of internetrecensies is dan een goed idee, maar dat kan natuurlijk alleen als het boek al een tijdje uit is. Bij een eerste druk heb je er niets aan. Wat je bij een eerste druk ziet gebeuren is dat, wanneer de BN’ers op zijn, (meestal) bevriende collega-schrijvers het werk alvast lezen en er een aantal superlatieven op loslaten. Zo ook bij Xerox. Uphoff en Posthuma maakten het echter zo bont, dat de kern van de kritiek die ik heb op blurbs van auteurs me plots duidelijk werd.

Wat schreef Uphoff?

In klare heldere taal tekent Fien Veldman hoe een sociale achtergrond zich een weg door het individu vreet. Een verhaal als een kleverig koord dat almaar strakker wordt aangetrokken. Een roman als een autopsie.

Een enorm pompeuze beschrijving die volledig haaks stond op mijn eigen leeservaring van de roman. Koord en autopsie ineen, schrijft Uphoff, maar ik las een met een grotendeels luchtige toon geschreven verhaal waarin heel veel uitgespeld wordt voor de lezer, waardoor dat beklemmende, kleverige koord ver weg is.

Dus als je het niet eens bent met de blurb, maakt dat de blurb slecht, of zelfs onwaar? Nee, niet in een individueel geval. Mijn probleem met blurbs geschreven door auteurs is dat ze altijd ongelooflijk positief van toon zijn, terwijl ik weiger te geloven dat juist auteurs, juist de meesters van de taal, positiever over boeken denken dan recensenten en lezers. Xerox bijvoorbeeld is wisselend ontvangen, maar nergens is men louter positief. Vergelijk dat eens met de reactie van collega-auteur Jente Posthuma die ook op het omslag staat:

Dit boek heeft alles. Het is intelligent, meeslepend, schrijnend, absurd, ontroerend en ontzettend grappig.

We hebben hier dus te maken met de toekomstige winnaar van de Libris Literatuurprijs, Boekhandelsprijs én de Anton Wachterprijs, als we Posthuma moeten geloven. Maar we moeten Posthuma natuurlijk niet geloven. Blurbs hebben een wervende functie. Wat Uphoff en Posthuma (maar met hen zoveel andere auteurs) doen, is hun leeservaring net zolang verdraaien tot ze er een extreem positieve blurb uit kunnen peuren. Schrijven: ‘Een sterk debuut’ is bij lange na niet voldoende. Opeens gaan alle remmen los en mogen romans vergeleken worden met kleverige koorden en autopsies, of wordt aan hen eigenschappen toegeschreven van droompartners die je nooit gaat krijgen. Hoewel auteurs erg hun best doen om originele bewoordingen te vinden voor hun reclamepraatje, staat er in iedere uitzinnige blurb eigenlijk hetzelfde: Hier wordt gelogen.

Ik wil niet dat schrijvers liegen. Ik wil schrijvers die zo zorgvuldig met woorden omgaan dat ze lijken te denken dat die woorden permanent verdwijnen wanneer ze op een verkeerde wijze worden gebruikt. Ik wil schrijvers die maar één belang hebben: het schrijfbelang. Maar blurbjesschrijvers hebben andere belangen. Ze liegen doelbewust, in de naam van de commercie, of van de vriendendienst, en zetten hun beheersing van de taal in om de leugen te stutten. Van een schrijver verwacht ik niets minder dan dat het woord, en daarmee de waarheid, op plek één staat. Wanneer de vriendendienst op die plek staat, en men aan de hand van een blurb bereid is de woorden daarvoor te misbruiken, ja, dan wil ik eigenlijk hun romans ook niet meer lezen.

Martijn van Bruggen