De weg voorwaarts is de weg terug

Welk levenspad te kiezen? Het makkelijke pad van vreugde en genot, van overvloed en van de vrijheid om uit alles wat je tegenkomt voordeel te trekken? Of het moeilijke pad vol hindernissen, van leren je verstand te gehoorzamen, van anderen te helpen en diensten bewijzen aan de gemeenschap, het pad kortom van het dienen van de deugd? De jonge Hercules moest die keuze maken, we weten welk pad hij koos.

Andres Kinneging (1962), hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden, won in 2006 met Geografie van goed en kwaad de Socrates Wisselbeker voor het beste filosofieboek. In 2020 verscheen De onzichtbare maat, zijn filosofische hoofdwerk, waarin hij pleit voor terugkeer naar de grote Europese Traditie, door Kinneging consequent met hoofdletters geschreven, een traditie die door Verlichting en Romantiek grondig om zeep is geholpen. De kern van die traditie is de taal van de deugd. Het bijna geheel verloren zijn gegaan daarvan is niets minder dan een ramp. Die taal, dat denken en die gerichtheid op de deugd herwinnen is de boodschap. ‘De weg voorwaarts is de weg terug’, aldus Kinneging in zijn nieuwe boek, Hercules op de tweesprong.

Aan Hercules op de tweesprong heeft de gedachte ten grondslag gelegen een vernieuwde uitgave samen te stellen van Geografie van goed en kwaad. Maar ten gevolge van Kinnegings verbeterings- en aanvullingsdrift is het niet een heruitgave, maar een nieuw, kloek boek van 570 bladzijden geworden, dat om die reden een nieuwe titel verdiende.

Andreas Kinneging fundeert zijn opvattingen op zijn overtuiging dat, ten eerste, de Europese intellectuele traditie van tweeduizend jaar – de filosofie van de Griekse Oudheid, met name Plato, én, vanaf de verspreiding van het Christendom, christelijk-religieus en -filosofisch denken, met name dat van Thomas van Aquino – een accurate landkaart van het morele continent van goed en kwaad heeft getekend. En ten tweede dat Verlichting en Romantiek – de moderniteit – die kaart helaas al bijna helemaal hebben uitgegumd en er met grote letters ‘vrijheid’, ‘gelijkheid’ en ‘ik’ overheen hebben gekalkt.

Voornaamste punt van principiële kritiek van Kinneging op de modernen en tegelijkertijd misschien ook het meest problematische element van Kinnegings filosofie is hun subjectivering van goed en kwaad. In de Europese Traditie van weleer golden goed en kwaad als entiteiten, die objectief, oftewel onafhankelijk van menselijk bewustzijn bestonden als onderdelen van een onveranderlijke, non-materiële wereld. De Verlichters en daarna nog radicaler de Romantici zetten die gedachte overboord: goed en kwaad zijn culturele en dus menselijke producten en kunnen als zodanig naar plaats en tijd verschillen. Dat moet dan dus ook voor het recht gelden: de modernen erkennen daarom het natuurrecht niet. Zegt het natuurrecht dat het objectief zijnde ook een behoren omvat (in het Duits klinkt het beter: sein én sollen), voor modernen bevat het zijnde geen behoren: het zijnde is.

Die door de modernen zo bejubelde waarden van vrijheid en gelijkheid blijken volgens Kinneging intussen zo waardevol niet als ze niet gepaard gaan met streven naar deugdzaamheid en wél met ik-gerichtheid. Van de deugden waarvan Kinneging de teloorgang betreurt, is gematigdheid misschien wel de belangrijkste. Gematigdheid vereist kennen van de juiste maat; voor het verwerven van die kennis kunnen we aankloppen bij de Europese Traditie. Daar vinden we ook het inzicht dat alles hiërarchisch geordend is, c.q. behoort te zijn. Kom bij Kinneging dus niet aan met ideeën over gelijkheid van bijvoorbeeld man en vrouw.

Kinneging is op zijn best in de hoofdstukken waarin hij de denkers behandelt door wier ideeën hij zijn standpunten laat stutten. Wie bij de hand genomen wil worden om Plato beter te leren begrijpen, leze Kinneging. Ook voor diepgravende toelichting bij Toqueville’s Over de democratie in Amerika en bij de Federalist Papers, door Kinneging allemaal zeer bewonderd, kun je goed bij hem terecht. Kinnegings behandeling van klassieke filosofische werken is een goed argument voor zijn pleidooi voor langzame, grondige lezing, herlezing en doordenking.

Hercules op de tweesprong kent vijf delen. In het eerste, De verwarde geest, werkt Kinneging zijn standpunt uit dat Verlichting en Romantiek ons het bos in hebben gestuurd en het zicht op het pad van deugdzaamheid uit het oog hebben doen verliezen. In het tweede, De mens, gaat het om deugden, plichten, rechten en hun verhouding tot begeerten. Het derde, De samenleving, over huwelijk, gezin en markt. Waarna het vierde uiteraard over de staat gaat en ook die titel draagt. In deel vijf ten slotte, De wereld, behandelt Kinneging de grondslagen van goed en kwaad en heeft hij twee hoofdstukken opgenomen over, respectievelijk, de filosoof Nicolai Hartmann* (1882 – 1950) en de (mij onbekende) filosoof/theoloog Dietrich von Hildebrand (1889 – 1977).

Die laatste twee komen in de buurt van eigentijds. Misschien ontbreken eigentijdse denkers in Kinnegings boeken omdat ze veelal eerder tot de modernen zullen behoren dan tot de Europese Traditie. Maar Kinnegings behandeling van onderwerpen als ‘begeerten’ en ‘de markt’ zou veel winnen als hij daarbij ook het werk van bijvoorbeeld – ik noem hem omdat hij naar plaats en tijd Kinnegings dichtstbijzijnde is – Hans Achterhuis had betrokken.

Hans van der Heijde

*Nicolai Hartmann was van 1931 tot 1945 hoogleraar theoretische filosofie in Berlijn. Zijn werk is overwegend theoretisch-ontologisch van aard en schatplichtig aan Edmund Husserls fenomenologie en Max Schelers ethiek.
De periode van Berlijnse hoogleraarschap mag dan grotendeels samenvallen met die van de nationaalsocialistische dictatuur, zich daarover publiekelijk uitlaten deed hij niet. In 1946 – Berlijn was één grote ruïne – publiceerde hij een boek over Leibniz als metafysicus. De 17e-eeuwer Leibniz stelde dat de bestaande wereld de beste was van alle werelden die Gods scheppende krachten vermochten voort te brengen.

Andreas Kinneging – Hercules op de tweesprong. Prometheus, Amsterdam. 570 blz. € 40,00.