Morele getuige

Van september 2020 tot en met maart 2021 verbleef Niña Weijers in Almere. Na Stephan Sanders, Renate Dorrestein en Redmond O’Hanlon was zij aangesteld als gastschrijver voor Almere Verhalen, een project van de gemeente om literatuur dichter bij Almere en haar bewoners te brengen. De gemeente hoopt dat de jonge stad zo een plek in de literatuurgeschiedenis verwerft. In 2022 verscheen bij uitgeverij Sunny Home Almere vanaf elfhoog, een bundeling columns uit NRC Handelsblad over Weijers’ residentie. En nu is er Cassandra, een boek dat afgelopen week bewust verscheen op de geboortedag van Cassandra van Schaijk, het Almeerse meisje wier dood al meer dan zestien jaar onopgehelderd is. Na een avond uitgaan in maart 2007 kwam ze niet thuis. Drie weken later werd haar lichaam gevonden in de Almeerse Noorderplassen.

Het is huisbaas Marco die Weijers op het spoor zet van het onderwerp voor haar auteursverblijf. Als eindredacteur bij Omroep Flevoland kent hij de geschiedenis van de stad vanbinnen en vanbuiten. Weijers’ fascinatie ontstaat op het moment dat hij vertelt over Cassandra’s vermissing, de zoektocht, de vondst van haar lichaam, het gebrek aan getuigen en de wanhopige roep om tips. ‘Het is het gebrek aan bijna alles’ dat haar intrigeert. ‘Een mysterie, het gevoel dat het ter plekke en speciaal voor mij materialiseert.’ Ze bedenkt een concreet plan: ze gaat zoveel mogelijk mensen spreken, documenten bekijken, archieven en oude internetfora doorspitten. ‘Op die manier zou het verhaal zich min of meer als vanzelf openbaren: ik hoefde alleen maar goed op te letten en me te laten leiden door de werkelijkheid.’

Maar zo eenvoudig is het niet. Hoe meer mensen Weijers spreekt en hoe meer documenten ze verzamelt, hoe meer ze zich bewust is van het feit dat het verzamelen van sporen nog geen verhaal oplevert: ‘Verzamelen was alleen maar een begin. Het echte werk zat hem zoals ik had moeten weten, in de interpretatie van dat alles.’ Het werken aan dit boek gaat langzaam, want vlak na haar verhuizing naar Almere wordt Weijers zwanger. Haar schrijven raakt ‘verweven met de tijd die het kost om te schrijven; het leven zelf krijgt alle gelegenheid erdoorheen te vloeien’.

Ze is zich van meet af aan bewust van het problematische karakter van haar onderneming: ze woelt alles om bij betrokkenen, trekt met haar vragen ‘stille pijn uit het veilige hol van haar winterslaap’ zonder dat ze daar iets tegenover kan stellen. Het overlijden van Cassandra kent vooral vragen en er zijn bar weinig antwoorden. Hoe meer mensen ze spreekt, hoe vager het wordt. Weijers wil niets moedwillig verdraaien voor een mooi verhaal. Ook de gedachte om er dingen bij te verzinnen vervult haar met afkeer:

Ik wilde geen gaten vullen met mijn eigen fantasieën. Ik was, en raakte steeds meer, geïnteresseerd in de manier waarop die gaten werden vormgegeven, omlijst met hekwerken, hekwerken met scherpe punten en ornamenten om de punten het aangezicht te geven van iets moois, maar zonder deuren.

Het is deze introspectieve werkwijze die uitermate boeit. Behoedzaam maakt Weijers omtrekkende bewegingen en beziet ze de complexiteit van haar onderneming. Stappen achteruitzettend onderzoekt ze hoe haar boek zich verhoudt tot het genre van de toch veelal senstatiezoekende truecrimeboeken (met zijn vaste formules).

Via werk van schrijvers als Susan Sontag, Slavoj Zizek, Janet Malcolm Anne Carson, Anne Enright en Annie Ernaux richt ze het vizier op het literair-journalistieke métier van verhalen maken. Weijers tilt het onderzoek naar de verdwijning van Cassandra zo naar een hoger plan: van het ontvouwen van spaarzame naakte feiten naar contemplatie. Weijers’ weldoordachte enscenering, fijnzinnige ambiguïteit en vlijmscherpe zelfreflectie creëren een vrijplaats om na te gaan wat voor morele getuige je zelf denkt te zijn.

Cassandra sluit naadloos aan op haar eerdere werk: verdwijnen, kijken, zoeken en construeren zijn cruciaal in de twee romans De consequenties en Kamers Antikamers. Steevast doorbreekt Weijers doelbewust de chronologische ordening, en bovenal cirkelt al haar schrijven (proza en essays) rondom veelduidigheid, het blootleggen van poreuze grenzen en het ontwarren van delicate verhaaldraden. Ook nu weet Weijers uit nietige scherven een inhoudelijk scherpzinnig en stiltisch puntgaaf relaas te scheppen.

Hoe mooi zou het zijn als dit boek niet alleen de o zo broodnodige slijpsteen voor de geest is, maar dat het misschien, heel misschien, ook een breekijzer kan zijn waarmee het onderzoek naar de dood van Cassandra van Schaijk opnieuw kan worden opengewrikt. Net als Folkert Dekker, de teamleider van het Team Grootschalige Opsporing met zijn al-duurt-het-nog-zo-lang-attitude hoop ik dat nieuwe aandacht niet alleen goed is voor het geheugen, maar ‘wellicht ook voor het geweten’.

Miriam Piters

Niña Weijers – Cassandra. Atlas Contact, Amsterdam. 264 blz. € 22,99.