Een groot interview met Philip Huff in Volkskrant Magazine dit weekend, naar aanleiding van diens nieuwe roman Open. Interviewer Nathalie Huigsloot vraagt Huff met name naar zijn gezondheid, waarover Huff zegt dat het ‘niet zo lekker’ gaat. Dat lijkt een understatement voor wie het interview leest. Huff heeft twee hartritmestoornissen die hem ernstig belemmeren in de dagelijkse gang van zaken. Zo moet hij veel rust houden en ‘een beetje in de buurt blijven van een ziekenhuis’.

Wanneer Huigsloot vraagt of schrijven als afleiding werkt, doet Huff een ontboezeming: ‘Je bent als schrijver steeds bezig met gebeurtenissen die verdriet en pijn doen. Ik vraag me soms af of ik daar nog wel tien jaar de moed en de kracht voor heb.’ Extra redenen om uit het schrijverschap te stappen zijn volgens Huff de omgangsnormen in het Nederlandse literaire veld. Hij noemt de schrijverswereld ‘geen hartverwarmende micromaatschappij’:

Toen Wat je van bloed weet op 1 binnenkwam in de bestsellerlijst, hebben twee schrijvers de moeite genomen om een felicitatiebericht te sturen. Dat zeg ik niet omdat ik me miskend voel, maar ter illustratie dat het niet een wereld is vol van hartelijkheid. Het is ook het enige beroep waarbij collega’s in de krant je werk beoordelen. Filmrecensies worden niet door andere regisseurs geschreven, muziekrecensies niet door collega-dirigenten. Professionele critici bespreken je boek op een eerlijke en afgewogen manier, maar ‘collegiale’ boekrecensies worden vaak met veel vilein geschreven. Het zijn soms net haatbriefjes in de krant.

Huff beweert zelfs dat Open, al dan niet om financiële redenen, zijn laatste boek zou kunnen zijn geweest, en dat hij zich meer gaat richten op het regisseren van films:

Je maakt een film in groepsverband, je krijgt energie van elkaar. Ik begrijp nu pas waarom oudere schrijvers me waarschuwden: ‘Als je iets anders kan gaan doen, doe dat dan vooral. Word geen schrijver, dat is echt een heel zwaar en eenzaam beroep.’

Leest het gehele interview hier.