Het cultiveren van een hyperindividuele blik

Marijke Schermer laat haar vierde roman In het oog aanvangen bij het uiteenspatten van een relatie. Hoofdpersoon Nicola kijkt terug op het onherroepelijke moment dat Bee haar na zeven jaar verlaat. Als een blinde mol, op zoek naar iets wat ze niet kent, zoekt Nicola na Bee’s vertrek ‘naar een gevoel, of paniek, ik wist dat het er ergens moest zijn, maar ik kon het niet vinden.’ Tegelijkertijd beseft ze dat een isolement ook prettig kan zijn, want het zou haar ‘ontslaan van de plicht haar gelukkig te maken’. Ze kan die rust goed gebruiken, want haar werk staat onder druk: een financieringsaanvraag is afgewezen.

Zeventien jaar daarvoor is Nicola al eens verlaten, door Kristof, de vader van haar slimme en radicaal activistische dochter Marie. Beide geliefden nemen haar kwalijk dat ze te weinig over zichzelf deelt, dat ze niet openhartig genoeg is, dat ze te weinig voelt. Nicola is het niet eens met dat verwijt, ook al vindt ze een relatie wel uitputtend: ‘dat alsmaar nadenken over wat je moet doen en zeggen, over wat die ander denkt en verwacht en de pogingen daaraan tegemoet te komen’. Ze stoort zich aan het peuren van Bee en Kristof: ‘die meetinstrumenten van ze, die thermometers en peilstokken en lakmoesstrips die ze in de poel van mijn emoties wilden steken namen alle helderheid weg, onmiddellijk wolkte het richting troebelheid’.

Met dit soort reflecties pakt Schermer me direct bij mijn lurven. Slechts negen pagina’s heeft ze nodig om me vol overgave haar secuur gepolijste verhaal in te trekken. Net als in haar eerdere romans (Alle mensen in de zon, Noodweer en Liefde, als dat het is) scharniert deze roman om het dilemma tussen openhartigheid en intimiteit. Schermer ontsluiert in haar romans hoe geheimen doorwerken in vriendschappen, binnen het gezin en in liefdesrelaties terwijl ze het raadsel dat ieder mens voor zichzelf is in stand weet te houden. Subtiel wordt er afgetast, op zoek naar de betekenis van liefde, verantwoordelijkheid en macht.

Nicola is als onderzoeker graag gefocust. Zo observeert ze ook haar geliefden graag. Na het vertrek van Bee wil ze af van haar afhankelijkheid van financiers en liefdespartners. Ze wil niet meer door hoepeltjes springen en als object geanalyseerd worden. Kijken wil ze, als beschouwer, in plaats van zichtbaar zijn. Bij een etentje met haar dochter zit er een man naast haar die in gedachten verzonken is. Zijn koortsige, ietwat wanhopige blik, zijn zachtmoedige uitstraling en jongensachtige tengerheid ontroeren haar: ‘deze man zat hevig over zichzelf na te denken, zoals ik ook.’ In een opwelling besluit ze hem te volgen naar zijn huis. De dagen erna fietst ze met regelmaat langs om een glimp van hem op te vangen. Ze raakt in de ban van deze Louis Kosta terwijl ze zich bewust is van de vreemdheid van haar gedrag. Ze heeft het gevoel dat ze niet alleen een verlangen van zichzelf volgt door hem in de gaten te houden, maar dat ze gehoor geeft aan zijn nood. Die blik in het restaurant suggereerde dat hij iemand nodig had, iemand die hem zou zien voor wie hij werkelijk is. Ze wil alles van hem weten en heeft het idee dat hij haar nodig heeft, dat hij zich in haar blik gekoesterd zal voelen.

Een intrigerende spanningsboog kenmerkt de volgende twintig compacte hoofdstukken. Zonder scrupules pakt Nicola de sleutel onder de bloempot naast zijn deur en verschaft ze zichzelf toegang in het leven van Louis Kosta. Ze leest zijn werk- en privémails en zoekt ’tussen de regels naar wie hij was.’ Ook op haar werk raakt ze haar gevoel voor mores kwijt. Ze verzint een list, een elegante manier om haar meetresultaten een bepaalde kant op te duwen. Haar onderzoek naar de bacterie Leptotrichia animalis zou op tal van terreinen een daverende doorbraak kunnen zijn: het zou veel kunnen betekenen voor het kankeronderzoek of voor de productie van kweekvlees. Het verloop van beide verhaaldraden laat ik hier bewust onbenoemd. Evenmin ontsluit ik hier de herkomst van Nicola’s versluierde manier van leven. Dat zou afbreuk doen aan de kracht van deze superbe roman die niet alleen schuilt in het bijzondere verloop van de gebeurtenissen. Schermers forte zit in de explorerende constructie van haar verhaal, waarin ze je het gevoel bezorgt zelf de essentie te ontdekken. Of zoals Nicola opmerkt: ‘ik geloof dat het cultiveren van een hyperindividuele blik op de zaak soms ook je redding kan zijn.’ Precies dat boeit zo in Schermers romans, dat cultiveren van het hyperindividuele. Dankzij haar scherpe oog voor het solitaire worstelen en het precieze etaleren van onoverkomelijk onbegrip ben je niet alleen dichtbij deze levensechte personages. Je voelt je gezien, begrepen zelfs, terwijl je net als Nicola in je eigen hoofd verkeert.

Miriam Piters

Marijke Schermer – In het oog. Van Oorschot, Amsterdam. 192 blz. € 23,50.

Lees ook de recensie van Guus Bauer.