Poëzie is niet alleen voor alfa’s

Het is altijd boeiend om poëzie te lezen die tot ver over de grenzen van verschillende vakdisciplines reikt. En dan bedoel ik niet alleen gedichten over filosofische vergezichten en pijnlijke, semi- (of pseudo-)psychologische introspectie. Ook de talrijke excursies naar het verre verleden, met een opvallende voorkeur voor de klassieke oudheid, zijn niet altijd echt uitdagend meer. En ook andere kunstvormen – schilderkunst, muziek – laten zich best makkelijk aan de dichtkunst liëren.

Bij de bètawetenschappen is de uitdaging wellicht wat groter. ‘Exact’ is niet het eerste waar je aan denk als je het over poëzie wilt hebben. En, eerlijk is eerlijk, zo’n huwelijk verloopt ook niet altijd even soepel. Zo is de alleraardigste bundel van Tom Rigters, Poëzie voor bèta’s, met de voor buitenstaanders magische ondertitel de wereld verklaard in 5p2+i2 gedichten, weliswaar tamelijk uniek in zijn soort, maar de opgenomen gedichten blijven in poëtische kwaliteit en literaire oorspronkelijkheid toch wat achter bij wat je zou hopen en verwachten.

Daarentegen is de poëzie van Henk Ester – denk aan bundels met titels als Wiskunde van lyriek en Het vermoeden van Witten – weer wel van bijzondere kwaliteit. Uit die laatste bundel komt:

Fluiten

De wetenschap weet al langer:

De oerknal was niet luider dan
het jongenskoor in Kerala, dat
op onnavolgbare wijze het vuur
in verleiding bracht zijn tongen
te verdelen

Als krachten emergent zijn
fluiten goden op steigerhoogte
in de wind Als gezongen woorden
wegen zijn, harken mensen op
zeeniveau de paden

Door het jongenskoor in Kerala
is het vuur gebleven in de twijfel
aan de hardheid van het grind

Het is, zoals hier, juist de verhouding tussen alfa- en bètakennis (de koren van Kerala, de oerknal en emergente krachten) die in deze poëzie heel verrassend en natuurlijk hun vorm vinden. En goed, dan moet je ‘emergentie’ misschien even opzoeken, net als ‘Kerala’ trouwens, maar dat hoeft geen probleem te zijn.

De nieuwe bundel van Lans Stroeve heet Sterkteleer, wat een ander woord is voor toegepaste mechanica. Dat is de wetenschap die vooral nuttig is als je de draagkracht van bruggen en andere stilstaande en bewegende constructies wilt berekenen. Heel erg bèta dus, en niet bepaald poëtisch. Het aardige is dat Stroeve in haar gedichten juist verre blijft van alle buitenmenselijke mechanica. Het gaat in haar poëzie over het breekbare leven en het broze lichaam van de mens, en hoe je die betrekkelijk ongeschonden verder kunt helpen. Sterkteleer fungeert daarbij als krachtige metafoor. Heel zichtbaar gebeurt dat bijvoorbeeld in:

Imker van de engelen

Belasting zorgt voor verandering in vorm. Zodra
die belasting weggenomen wordt, zal je de nieuwe

vorm behouden of geheel of gedeeltelijk je oude
zelf hernemen. Hoe dit gebeurt, hangt af van je

veerkracht of de elasticiteit van jou als materiaal.
Het gaat om de cohesie van je gedachten

waardoor er inwendige krachten optreden, loop
op wilskracht, hang naar schoonheid en

je gedragen weten. Met één verbinding ga je
samen ten onder bij het uitvallen van die één.

Bij vele koppelingen ontstaat een oppervlakte
en kan je als schaatsenrijdertje over donker

water snellen. Zigzaggen. Hoeken slaan. Je gaat
niet zinken, je wordt gedragen. Ogen open:

ze vliegen af en aan, het flinke ziekenhuis in
en uit, de grootste zwerm goede zielen van de stad.

‘Belasting’, ‘veerkracht’ en ‘elasticiteit’ komen rechtstreeks uit de toegepaste mechanica en het lijkt niet vreemd om ze in dienst te stellen van een beschrijving van het menselijk lichaam. Maar als die krachten worden omgezet in ‘inwendige krachten’ als ‘cohesie van je  gedachten’ en ‘wilskracht’, dan is de relatie met de exacte wetenschappen ineens ver te zoeken. Op deze manier schuift te metafoor geleidelijk, haast natuurlijk, de thematiek van het gedicht in.

In andere gedichten is de bètametafoor wat dieper onder de huid van de taal terechtgekomen.

Over het verschil tussen inslapen

Je narcotiseur houdt zich bezig met vitale zaken
zoals bewustzijn, ademhaling, regulatie van je
warmte, balans in de hormonen en het tegengaan
van zware pijnen. Dat alles wordt door hem bewaakt
en ondersteund en zo nodig neemt hij over. Daarbij
houdt deze anesthesist van autorally’s, racen en cross-
country. Hij is de bijrijder, de navigator, de reden om
voor hem te kiezen want hij houdt de route, de klokken,
beeld, geluid en bestuurder in de gaten.
Bij de volgende operatie waren er weer andere figuren
en toen ik wakker werd uit de narcose sprak ik: is de
euthanasie goed geslaagd? en bleef daarna nog dagen
lacherig. Er wordt zoveel gezegd dat zei de zuster
nog maar nu ik je dit voorval schrijf jankt de hond
in zijn slaap en trekt hevig met de poten.

Net als in het vorige gedicht, valt ook hier de overvloed aan enjambementen op. Eentje wil ik er even uitlichten: ‘Daarbij’ aan het eind van de vijfde regel. Het koppelt de medische bekwaamheden van de anesthesist aan zijn competentie als bijrijder en door de opsomming van de werkzaamheden van beide komt de overeenkomst sterk in beeld. Maar juist die enjambementspositie maakt duidelijk dat het hier om een metaforische, dus poëtische overeenkomst gaat. Alleen in de poëzie is een narcotiseur een navigator. De sterkteleer is in dit gedicht een beetje weggestopt, al verwijst ‘balans in de hormonen’ er wel naar. Maar ook de scherpe waarneming doet natuurlijk wetenschappelijk aan. Hierna zorgt de grap van de wakker wordende patiënt voor een ontwapenende verluchting, waarna de dromende hond het gedicht terugvoert naar de zwaardere thematiek van de hele bundel, een bundel die vooral over de meer duistere kanten van een mensenleven ‘verhaalt’.

In het gedicht ‘Levenslessen in bruin’ komt dat wetenschappelijke waarnemen letterlijk terug in de regels ‘Vlijtig kijk ik en ik kijk. Ik heb die functie, ik kijk naar / dit alles. Dit alles is gezien’. Maar dit gedicht gaat ook over het kijken naar beeldende kunst, een andere discipline waarmee de poëzie van Stroeve zich verbonden weet. Op het omslag en ook in de bundel staan vier schilderijen afgedrukt van E.J. de Maar, de grootvader van de dichter (en nog twee van de dichter zelf). De afbeeldingen binnenin zijn helaas in zwartwit, maar het omslag laat goed de levensles in bruin zien waar de titel van het gedicht naar verwijst. Het is een dynamisch beeld, maar het is ook duister – net als Stroeves poëzie.

Sterkteleer is een veelzijdige bundel: hij is talig, maar ook exact, kunst- maar ook levensbeschouwend. Net als de gedichten van Henk Ester is het werk van Lans Stroeve een mooi voorbeeld van interdisciplinaire poëzie, uitdagend voor leerlingen van alle profielen.

Jan de Jong

Lans Stroeve – Sterkteleer. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen. 64 blz. € 18,99.

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2024-2