‘ben ik buiten de zichtbare wereld in het gedichtsveld’

Elke bundel van Rozalie Hirs is weer een nieuwe verzameling overrompelende ‘toonkunst’ in alle betekenissen van het woord. Ik heb eerst een paar weken alleen maar naar de voorkant van haar nieuwe bundel dagtekening van liefdesvormen gekeken waarop allemaal jaartallen worden ‘getoond’. Ik probeerde – tegen beter weten in – een logica te ontdekken, want na titels van haar andere bundels, zoals Logos, ecologica en oneindige zin ga je vanzelf op zoek naar betekenis. Ik moet denken aan Lucebert met zijn ‘ik tracht op poëtische wijze / dat wil zeggen / eenvouds verlichte waters / de ruimte van het volledige leven / tot uitdrukking te brengen’, want dat is het bij Hirs: er is geen begrenzing, haar bundel doet zich voor als een oneindig universum, van taal weliswaar, maar al lijken letters begrensd te worden door het einde van het woord, de woorden door het einde van de regel, de regels door het einde van de bladzijde en de bladzijden door het einde van de bundel, die begrenzing is een illusie, want net als dat je door een oneindig groot landschap wandelt, kun je alle kanten op kijken en ontdek je steeds weer iets nieuws. Als je al samenhang ontdekt, dan heb je die als lezer zelf gevonden.

ik wil je vertellen waarvan je bent gemaakt
onbegonnene altijd aanwezig in het ademhalen
zo waar als wij woorden steken uit een hoge verblijfplaats

bijvoorbeeld van lichtende nachtwolken
onzichtbaar voor wie slaapt toch gelikt
door de zon juist ja klopt het even schitterend gloren

in de tijdelijke verbinding tussen hemelen
gevleugelde vlammen dagen ons vlees uit
en ons bewustzijn om pijn en groei te voelen

als schuilnaam en wachtwoord tegelijk
een wel zo compleet gemis vanbuiten geleerd
steeds weer over te doen als je aanwezigheid

In Hirs’ poëzie kun je niet vrijblijvend rondwandelen als lezer. Je wordt in de gedichten getrokken en ziet jezelf erin rondlopen. Je bent aan het begin van het gedicht nog een onbegonnene, maar je bent al aanwezig in het ademhalen. Ben je niet net als het gedicht uit letters gemaakt, uit woorden die uit een hoge verblijfplaats steken? Steeds denk je even dat je iets ziet, dat je een glimp opvangt van een hogere samenhang, ‘in de tijdelijke verbinding tussen hemelen’. Is het dat hogere dat ons uitdaagt om ons bewust te zijn van ons ‘zijn’, of misschien meer ons voortdurende ‘worden’? We zijn aan een stuk door in beweging, in een reis door het leven. Ons bewustzijn reflecteert daarop en je probeert toegang te krijgen tot jezelf, tot de essentie, met een wachtwoord, maar soms blijkt het eerder een schuilnaam. De mens bivakkeert in het leven tussen twee enorme ruimtes van missen, van niet-zijn (van voor de geboorte en na de dood) en vlamt op in die tijdelijke aanwezigheid: ‘de schokkende mens is een blinkend wak in de geschiedenis’.

Net als ecologica roept de bundel op tot liefhebben en verbinding zoeken met de ander en de wereld om je heen. Zolang je hier bent, is er niets beters te doen dan ‘in elkaars ommezien te ademen’. Hirs’ poëzie is als een eredienst voor het leven en de aarde, waarin alle zintuigen betrokken zijn: ‘in dit tijdperk zoveel te leren / van de aarde en hoe haar woning duizendmaal mooier / boven ons vernuftig systeem uitsteekt in schoonheid’. Het lijkt alsof we het zo goed voor elkaar hebben met onze techniek, maar als je de natuur bestudeert op grote schaal, maar ook juist in die minuscule kleine delen als cellen, dan zie je dat zij zoveel ‘goddelijker is / dan wij die zo diep gezonken en steeds verder vallend / een dag laten aanbreken als kleine profeten van de natuur’.

Ja, je raakt in ademnood in deze bundel, als je denkt dat je ergens moet beginnen en eindigen, want door het ontbreken van de interpunctie kun je steeds weer nieuwe verbindingen leggen, en waar houdt het dan op? Je moet zelf je grenzen bepalen en dat is zo bijzonder, want zo voelt het in het echte leven ook: de wereld doet zich grenzeloos en overrompelend aan je voor en jij moet daarin zelf je leven leiden. Toch krijg je nergens het gevoel dat je in een chaos wordt gedumpt en het zelf maar moet uitzoeken. Net als dat wolken en storm voorbijdrijven en stemmingen elkaar kunnen afwisselen, komt na ‘de traan verloren in het zichtbaar bestaande’ over de bladzijde heen:

op zonnewarmte golven wolken
in evenwicht te midden van velden
waar gedachten gaan in verwondering als wensen
voor het leven hoop je op iets hogers

Er is onophoudelijk een samenklank van voelen, denken, waarnemen, reflecteren en ondergaan. Waarheid is ‘even schraal van lijn als werkelijkheid zich verzoent / in de omgang met smaak en twijfelachtig licht’. Het is alsof de dichter een levenskunst toont: je laten meevoeren met wat zich aandient en daarin je keuzes maken, want wat je om je heen ziet, hangt vooral af van hoe je ernaar kijkt:

als lichtpuntjes verschijnen zonder voorbehoud
aan de horizon gruzelementen verdwijnen

Door de complexe zinsbouw heffen tegenstellingen elkaar op: verschijnen de lichtpuntjes, of verdwijnen zij? Zijn de lichtpuntjes eigenlijk gruzelementen, of is het maar hoe je het wilt zien?

Samen met de dichter bevindt de lezer zich ‘buiten de zichtbare wereld / in het gedichtsveld’ en daar is het goed toeven, want je wordt overspoeld door stapels prachtige dichtregels die je niet eens altijd in hun onderlinge verband, maar ook op zichzelf kunt koesteren.

Dietske Geerlings

Rozalie Hirs – dagtekening van liefdesvormen. Querido, Amsterdam. 80 blz. € 22,99.