Middeleeuwse geschiedvervalsing

11 juli is de Vlaamse feestdag omdat Vlaamse stedelijke milities op 11 juli 1302 bij Kortrijk een Frans ridderleger in de pan hakten. Een en ander was toen ongehoord en kreeg veel weerklank bij middeleeuwse geschiedschrijvers. Maar de Slag der Gulden Sporen raakte wat in de vergetelheid tot Hendrik Conscience in 1838 zijn historische roman De Leeuw van Vlaanderen publiceerde. Bij hem zijn de leiders van de Vlaamse opstand tegen de Franse koning twee Bruggelingen: de wever Pieter de Coninck en de slager Jan Breydel.

Over het reële belang van De Coninck zijn geschiedkundigen het al lang eens. Maar de Gentse historica Lisa Demets vroeg zich af hoe het nu eigenlijk zat met diens kompaan Breydel. Het is namelijk zo dat er in het begin van de 14de eeuw meer dan een Jan Breydel in Brugge rondliep. Over een van hen bestaan bronnen die hem slechts zijdelings in verband brengen met het conflict en dan nog met de naweeën ervan, jaren na de veldslag op de Groeningenkouter.

In haar boek Breydel. Het verhaal van een ambitieuze politieke familie in middeleeuws Brugge constateert Demets dat Conscience zich voor zijn roman goeddeels baseerde op de Excellente Cronike van Vlaenderen. Dat is een kroniek die pas in de 15de eeuw tot stand kwam en het werk was van verschillende auteurs. Haar conclusie: het duurde bijna een eeuw vooraleer Jan Breydel een hoofdrol kreeg toegedicht in de bewogen gebeurtenissen van het jaar 1302. Dat is vermoedelijk het werk van de bekende Brugse rederijker Anthonis de Roovere. Die leverde zijn bijdrage aan de Cronike niet toevallig op het moment dat een àndere Jan Breydel – Demets geeft hem het volgnummer III – kapitein (militair bevelhebber) van Brugge was onder hertogin Maria van Bourgondië.

Deze Jan III was de achterkleinzoon van de bemiddelde paardenhandelaar Michiel Breydel, wiens nazaten het in de late 14de eeuw maakten in de Brugse samenleving. Zij bekleedden vooraanstaande functies in het stadsbestuur en raakten betrokken bij de politieke peripetieën van hun tijd. Kortom, deze Breydels – en Jan III in het bijzonder – hadden belang bij een heldhaftige “stamvader” (maar was hij dat wel?) die hun status luister bijzette. Zij waren zelf ooit slagers, dus hun claim was vrij geloofwaardig. De Roovere, die de “opstandeling” Jan Breydel zo’n voorname plek in zijn relaas gaf, stamde trouwens ook uit een beenhouwersfamilie.

Demets ontmaskert middeleeuwse geschiedvervalsing en dat is op zichzelf erg interessant. Ze doet dat op basis van een kritische analyse van de bronnen. De lezer kijkt niet alleen mee over de schouder van de middeleeuwse geschiedschrijver, maar ook over die van de hedendaagse historicus. Tegelijk vertelt ze het verhaal van een ambitieus stedelijk geslacht in een stad die op dat ogenblik “het Venetië van het noorden” was. We zien hoe de Breydels omgaan met kooplieden en aristocraten en hun invloed consolideren tegen de achtergrond van de sterk verweven stedelijke en vorstelijke politiek.

Lisa Demets schreef zeker geen rechttoe-rechtaan familiegeschiedenis. Een beetje meer verhalende panache à la Bart van Loo had haar Breydel vlotter leesbaar gemaakt. Maar het boek is anders van opzet dan zijn Bourgondiërs; het is gebaseerd op nieuw onderzoek en op andere bronnen.

De winnaar? Dat is natuurlijk Hendrik Conscience, wiens dynamische duo Breydel en De Coninck in 1887 een standbeeld kreeg op de Brugse Grote Markt.

Jan Lampo

Lisa Demets – Breydel. Het verhaal van een ambitieuze politieke familie in middeleeuws Brugge.  Vrijdag, Antwerpen. 265 blz. € 25.