Helemaal over de kop

De roman De wachters van Tahar Djaout kwam in 1991 voor het eerst uit onder de oorspronkelijk Franse titel Les vigiles. Twee jaar later werd Djaout doodgeschoten. Volgens het nawoord bij deze roman was dat, omdat de jonge schutter bevreesd was voor de scherpe pen van Djaout, dat Algerijnen daardoor minder vrome moslims zouden worden. Daarmee doet de roman denken aan Mannen in de zon van Kanafani: ook uitgekomen bij Jurgen Maas, ook uit een land waar niet veel bekende schrijvers vandaan komen (In het nawoord wordt Camus genoemd, maar wie komt er verder uit Algerije? Ik ken Kamel Daoud, maar vooral omdat hij een antwoord op De vreemdeling van Camus schreef, net als Djaout, overigens), de schrijver is vermoord, en het werk pas decennia later is vertaald. Beide romans zijn niet erg lang en staan vol van politieke boodschappen. Waar Mannen in de zon literair echter wat te recht-door-zee was, is De wachters veel gelaagder.

Op de achterflap wordt de krant Alger Republicain aangehaald: ‘Met een ironie die aan satire grenst, legt Tahar Djaout in deze kafkaëske roman een sociaal-politieke realiteit bloot, waarin intellectuelen stelselmatig worden gewantrouwd.’ Het lijkt erop dat ‘kafkaësk’ steeds vaker verwijst naar Het slot van Franz Kafka en niet naar zijn gehele werk. Dat gaat ook op bij deze roman: Mahfoudh Lemdjad heeft een nieuw weefgetouw uitgevonden en wil daar patent op aanvragen. Ook wil hij een paspoort zodat hij naar Heidelberg kan reizen om met zijn weefgetouw mee te doen aan een soort uitvinderswedstrijd. Het is nogal een gedoe om dat patent en paspoort te krijgen: hij loopt tegen de bureaucratie op, net als in Het slot gebeurt. De tegenwerking is soms vriendelijk, soms bot, en soms ook erg eloquent, zoals door de secretaris-generaal van het gemeentehuis:

En dan zegt hij met een weifelende stem vol vermoeidheid en ontgoocheling: ‘We krijgen hier niet iedere dag uitvinders over de vloer. Heb daarom begrip voor onze reacties. U weet ongetwijfeld dat begrippen als “creatie” en “uitvinding” binnen ons geloof soms als ketters worden gezien en worden veroordeeld, omdat ze tornen aan het reeds bestaande, dat wil zeggen aan de heersende orde. Onze religie verwerpt scheppers vanwege hun ambitie en gebrek aan nederigheid; ja, onze religie verwerpt hen om onze samenleving te beschermen tegen bezoekingen die innovatie met zich meebrengt. U weet bovendien net als ik dat we vandaag de dag een volk zijn van onbeteugelde consumenten en losbollen die niet vooruitdenken. Profiteurs zijn we wel ja, en broddelaars die handelen in vervalsingen of kant-en-klaar-producten. Maar uitvinders, aan wie onvoorstelbare begrippen verbonden zijn als inzet, geduld, begaafdheid en onbaatzuchtigheid, behoren tot een soort die we hier nog niet hebben ontdekt. U verstoort ons vertrouwde landschap van mensen die op zoek zijn naar veteranenpensioenen, leegstaande panden, taxivergunningen, stukken grond en bouwmaterialen; die onvermoeibaar speuren naar zeldzaamheden als boter, ananassen, peulvruchten of autobanden. Vertelt u mij maar eens waar ik uw uitvinding kan indelen in die slokdarm van een wereld! Wat ik u vooral aanraad, is rustig naar huis te gaan en ons de tijd te geven na te denken, ons onze emoties te laten beheersen en verwerken, als de Almachtige tenminste bereid is ons bij te staan. We voelen ons uiterst vereerd dat er in onze bescheiden gemeente nog mensen zijn die vanuit hun hoofd werken in plaats van uit hun buik. Maar ik zie niet in waarom ik voor u geheim zou houden dat u ons in de war brengt en opzadelt met een groot probleem.’

Dit is een eerlijkheid van de bureaucratie die niet in Het slot terug te vinden is. Mahfoudh heeft als hoofdpersonage twee antagonisten. Een kleine rol heeft zijn broer. De broers waren altijd zeer goed bevriend, maar zijn broer Younès is inmiddels zo devoot geworden dat hij de levensstijl van Mahfoudh streng afkeurt. Younès zou willen dat zijn broertje zou trouwen, en belangrijker: zou bidden. Het tekent misschien de verscheurde houding in geheel Algerije. Hetzelfde geldt voor de andere antagonist: Menouar Ziada, een veteraan die in het bevrijdingsleger tegen de Fransen heeft gevochten. Dat zorgde ervoor hij nu diverse privileges geniet. De roman opent ook met hem:

Al jaren hebben de boodschappers van Morpheus geen enkele interesse meer in de oude Menouar Ziada.

Dit gebrek aan interesse is een vooraankondiging van de enorme omslag die plaatsvindt in de roman. Nog steeds zijn de machthebbers even cynisch, en is het de vraag of er sprake is van satire of van een terechte aanklacht, maar het hele verhaal gaat onverwacht helemaal over de kop. Wat bij de stukken over Menouar Ziada negatief opvalt is dat veel oordelen al gegeven worden, anders gezegd: het is tell, geen show. Daardoor komt de roman wat stroef op gang. Het einde, zonder dat te willen verklappen, neemt ook wat te veel ruimte in. Hoe een gemeentebode, Skander Brik, zich ontpopt tot een snoeiharde machthebber is dan wel weer zeer de moeite waard, en de literaire omslag in deel 2 is de kers op de taart.

Erik-Jan Hummel

Tahar Djaout – De wachters. Vertaald door Hester Tollenaar. Jurgen Maas, Amsterdam. 192 blz. € 22,95.