Schrijven als remedie tegen de dood

Met zijn verbluffende roman Moussa of de dood van een Arabier werd de Algerijnse schrijver Kamel Daoud op slag één van de meest interessante schrijvers van de Franstalige literatuur. Nu is Zabor verschenen, Daouds tweede roman die zeker niet onderdoet voor zijn debuut.

Je moet het maar durven: debuteren met een roman die een tegenhanger is van één van de belangrijkste romans uit de Franstalige literatuur van de vorige eeuw. Op een intelligente manier ging Kamel Daoud met Moussa of de dood van een Arabier de dialoog aan met De vreemdeling van Albert Camus. De Arabier die Meursault vermoordt op het strand, kreeg nu eindelijk een naam en dus betekenis; hij is nu niet meer slechts het slachtoffer van een nutteloze moord. In zijn nieuwe roman Zabor is de verwantschap met Duizend-en-één-nacht evident. Deze vertellingen waren een belangrijke bron van inspiratie voor Marcel Proust wiens thema’s alomtegenwoordig zijn in Zabor. Het is namelijk een metafysische roman over tijd, herinnering en de dood en tevens één lange liefdesverklaring aan de literatuur.

‘Waarom schrijven we, waarom lezen we boeken?’ vraagt ik-verteller Zabor. ‘Om ons te vermaken, antwoordt de onoordeelkundige menigte. Fout: de drang is ouder, essentiëler. Aangezien de dood bestaat is er een einde, en dus ook een begin, dat wij in onszelf moeten herstellen: een eerste en een laatste verklaring. Schrijven of vertellen is de enige manier om terug te klimmen in de tijd, om hem tegen te gaan, te herstellen of te beheersen.’ We schrijven en vertellen niet om te leven, maar om de dood betekenis te geven zodat het noodlottige einde het voorafgaande niet nutteloos maakt. Zabor denkt ‘de enige list’ ontdekt te hebben tegen de dood: schrijven.

Zabor gaat naar het doodsbed van zijn vader, een gefortuneerde slager, om daar te schrijven en dus te strijden tegen zijn dood. Op vierjarige leeftijd duwt Zabor zijn broer Abdel in een droge put. Zo luidt de beschuldiging, maar Zabor ontkent zijn broer te hebben geduwd. Zabors moeder is overleden en zijn stiefmoeder maakt zoveel stampij dat zijn vader hem uit huis plaatst. Zabor gaat samen met zijn grootvader en tante Hadjer wonen. Probeert Zabor, omdat hij zich moreel verplicht voelt, zijn vader te redden door zijn schriften vol te pennen in de kamer waar zijn vader ligt te sterven? Zijn daad is niet geheel belangeloos. Enerzijds vreest hij dat zijn vele broers hem het leven zuur zullen maken na de dood van hun vader en anderzijds is er de waarheid: ‘als je vader sterft, ligt er niets meer tussen jou en de dood. Dan ben jij aan de beurt.’

De dood is niet alleen de grote gelijkmaker; de dood is tevens wat mensen – gelovigen, agnostici en atheïsten – verbindt. De mens is sterfelijk, maar weigert dit vaststaande einde te accepteren. Het is dit verzet tegen de dood dat het onderlinge verschil uitwist. Spreken is het leven en de stilte is de dood, aldus Zabor. Hij meent dat zijn werk is verbonden met het Heilige Boek van God. ‘God schrijft en ik ook.’ De profetische gave die Zabor zichzelf toedicht wordt hem door de mensen in het dorpje Boekir niet in dank afgenomen; ze beschouwen zijn ideeën als blasfemie en zo wordt Zabor een outcast, die ’s nachts leeft en overdag slaapt.

Schrijven is een verbond tussen ruimte en tijd, tussen inventariseren en herinneren. Het inventariseren brengt, door de herinrichting, orde aan in de chaos van de ruimtelijke wereld. En door de herinnering ontstaat het ‘permanente nu’: ‘Het is een magische ontmoeting: het heden (en het bijbehorende universum) bestaat omdat een mens het zich herinnert.’

De jonge Zabor krijgt in zijn kindertijd last van angstaanvallen, duizeligheid en hoofdpijn. De oorzaak hiervan was volgens hem de taal. ‘Ik moest een taal voor mezelf vinden die zo scherp was als een oordeel, die de precisie had van een nagel maar ook het geduld van een wolk die ontstaat.’ Die taal vindt Zabor niet op school in het onafhankelijke Algerije en ook niet tijdens de Koranlessen; hij vindt die taal in de Franstalige romans waar hij per toeval op stuit.

Zabor is een gecompliceerde roman vanwege de vele filosofische gedachtes. Het is een heerlijke kruisbestuiving van poëzie en filosofie; Daoud dient de ideeën op in zinnen met een heerlijk ritme en aan de hand van vele prachtige vergelijkingen en metaforen. Het predikaat meesterwerk is tegenwoordig erg aan devalutie onderhevig omdat het vaak te pas en te onpas wordt gebruikt, maar deze roman verdient niets anders dan deze karakterisering.

Alles van waarde moet altijd verdedigd worden. Zabor is een liefdevolle verdediging, een verhalend vertoog over de waarde van literatuur, taal, vertellen en schrijven. Literatuur is niet nuttig of nutteloos: het is machtig.

Koen Schouwenburg

Kamel Daoud – Zabor. Vertaald door Manik Sarkar. Ambo Anthos, Amsterdam. 287 blz. €21,99.

Deze recensie stond eerder in het Friesch Dagblad van 28 april 2018