Interview: Dorien Dijkhuis over Dezelfde maan
Het gedachtenpenseel
De hoofdpersoon in Dezelfde maan van Dorien Dijkhuis heeft zich teruggetrokken op een eiland. Een afgeschermde omgeving, bij voorkeur met een boot te bevaren. De mens, de schrijver vooral, ook een eiland, beïnvloed door het omringende water. Water gemaakt van woorden van andere schrijvers. Dijkhuis hengelt ze met soepel gemak binnen, plaatst aforismen, stellingen van denkers in haar tekst zonder dat het boek gaat zweten van kennis, gebruikt citaten, feitjes, herinneringen, lijstjes, fragmenten. Het eiland wordt een thuisland waar het gemakkelijk filosoferen is over een zwaarwegend dilemma. Er is een afwezige minnaar. De ik-persoon vraagt zich in retrospectief af hoe goed ze hem eigenlijk kent, creëert in retrospectief een draaikolk waaruit het moeilijk ontsnappen is.
Dijkhuis: ‘De fragmentarische en associatieve stijl is op een gegeven moment ontstaan, geëvolueerd. Ik ben van oorsprong dichter, werk met beelden, fragmenten die ik stapel. Vlak voor de Covidperiode ben ik gedebuteerd met de dichtbundel Waren we dieren. Ik vroeg me tijdens de pandemie af hoe ik geïnspireerd kon raken, tot iets nieuws zou kunnen komen. Een tweede bundel moest op zijn minst van dezelfde kwaliteit zijn. Tijdens de eerste aanzet tot nieuw werk, ben ik bezig gegaan met een virtual reality-project. Een immersieve ervaring rond een poëtische monoloog over afstand en verlangen naar verbinding.’
‘Voor mij is poëzie heel erg intuïtief. Wanneer iets je raakt, kun je het eigenlijk niet precies terugvinden in de tekst omdat het tussen de regels door gebeurt: het is instinctief, doet een beroep op je reptielenbrein. Tegelijkertijd is poëzie taal en taal moet worden verwerkt en begrepen worden door de hersenen. Ik vroeg me af of het mogelijk was om de hersenen voor de duur van een gedicht als het ware uit te schakelen en een kortere weg te nemen naar de plek waar poëzie ons raakt. Maar hoe zou ik dat kunnen onderzoeken?’
‘Op dat moment kon je bij het Letterenfonds een aanvraag indienen voor projecten die literaire en digitale makers samen zouden brengen. Een interessante kruisbestuiving om tot een nieuwe vorm te komen. En toen dacht ik aan virtual reality omdat het ook heel instinctief is en zintuiglijk. Een fijn project omdat ik het schrijven tijdens de lockdown extra eenzaam vond.’
‘Weliswaar is juist die eenzaamheid tijdens het schrijven een groot goed. Maar het kan ook te veel worden. Je kunt zo naar binnen gekeerd zijn, dat het lastig wordt om de grens ‘naar buiten’ weer over te steken. Niet dat ik pleinvrees heb, maar je kunt ook op straat nog helemaal ‘in je project’ rond dwalen. Het idee voor de monoloog kwam van mij, maar er was geen regisseur, een los-vast verband tussen tekenaar, componist, dichter en digitale bouwer om tot een eindresultaat te komen. We hebben op deze manier elkaar steeds geïnspireerd. VER, zoals de VR-ervaring heet, is inmiddels op diverse festivals vertoond en ook in het Duits en Engels vertaald.’
‘Door de VR-bril ben je even helemaal in een andere realiteit, in het werk. Het is telkens heel mooi om te zien hoe mensen uit die wereld terugkeren in de werkelijkheid: wanneer we ze de bril afnemen, aan het eind van de ervaring, duurt het voor veel mensen nog even voordat ze weer volledig geland zijn. Een enkeling kan onder woorden brengen wat ze hebben meegemaakt, maar het gros niet. En juist dat gevoel, dat onderzoek stond aan de basis.’
‘Dezelfde maan is heel associatief ontstaan. Ik hou van essays, van collagekunst, werk er zelf ook mee. Het is, aldus mijn uitgever Menno Hartman, een tekst die je eigenlijk langzaam moet savoureren. Maar evengoed waren er lezers die het in één keer uitlazen, vaak wel weer meteen opnieuw begonnen om ergens de details te ontsluiten.’
‘Het is begonnen met het trekken en sleuren aan poëzie, met heel veel fragmenten – zo maak ik ook poëzie, het komt bijna nooit in één keer op papier – met het geïnspireerd raken door iets dat je leest, hoort of ziet, en daar uiteindelijk iets mee doen. Op een bepaald moment vroeg ik me zelf af of het wel poëzie moest worden, of ik eigenlijk proza aan het schrijven was. Of het misschien zo al mocht bestaan. Ik volgde toen een masterclass essays schrijven bij Willem Jan Otten. Toen werd Dezelfde maan ook voor mij een essay, een essay in poëtische fragmenten.’
‘Het speelt zich af op een eiland omdat ik op die manier ook het idee heb dat mijn gedachten begrensd zijn, niet te ver weggaan. Je kunt het wel laten waaien, maar ze komen altijd terug. Ik hou heel erg van eilanden, ook vanwege het ritueel om erheen te gaan. Om letterlijk ‘van wal te steken’. Het schrijven brengt me daar nog meer dan anders serendipiteit, de verwondering over de dwarsverbanden die op je pad komen.’
‘Ik wilde een boek schrijven over mogelijkheden, over hoe je keuzes kunt maken, over versies van onszelf, over maakbaarheid. Ik stuitte tijdens het schrijven over eilanden op ontdekkingsreizigers en avonturiers uit de zeventiende eeuw en vond een parallel met mezelf. In de zin dat ze ook maar gaan varen in de hoop iets te ontdekken, maar door het lot in de weg worden gezeten. Het spoor waarop ikzelf word gezet, wil ik delen met de lezer. Er is her en der wat bezwaar aangetekend over het feit dat ik veel andere auteurs aanhaal, maar ik ben nu eenmaal een lezer en ik zie het leven zoals in het motto van het boek van Italo Calvino. Wie zijn wij, wie is ieder van ons, behalve een optelsom van ervaringen, kennis, lectuur, verbeeldingskracht? Veel lezers en critici vinden het juist een cadeau om op het spoor gezet te worden van deze andere schrijvers.’
‘Zo voel ik me ook verbonden met Het hoofdkussenboek van Sei Shōnagon, een boek van duizend jaar geleden, waar ook de door mij bewonderde Maggie Nelson in haar boek Bluets heel openlijk schatplichtig aan is. Ik kwam erachter dat er voor die stijl in Japan een benaming is die zoveel betekent als Het penseel dat met de gedachten meebeweegt. Daar zit het tastende, het associatieve in. Ik schrijf dan ook in eerste instantie met een pen, niet op de computer.’
‘De compositie was bijna ondoenlijk. Het waren honderden flarden variërend van slechts één regel tot stukjes van een halve pagina. Een intellectuele uitdaging om de verschillende verhaallijnen met dat fragmentarische karakter op spanning te houden. Er kon alleen iets gebeuren, de fragmenten konden alleen resoneren, wanneer ze niet te ver uit elkaar stonden, maar ook niet te dichtbij. Ze moesten met elkaar gaan werken, op gevoelsniveau betekenis toevoegen. Net als in poëzie: een klank hoog opwerpen die later sterker wordt. Ik heb alle flarden los geknipt en in de woonkamer op de grond gelegd. Ik weet nog steeds niet hoe het uiteindelijk gelukt is. Waarschijnlijk ook op een associatieve manier, gezeten op de grond, haast in trance, ordenend en herordenend, schuivend en componerend, met een hyperfocus. Laatst vroeg iemand me hoe ik het gedaan had, zo’n mozaïek leggen, ze wilde ook zo’n soort boek schrijven. Tja, als ik dat wist, was mijn tweede prozaboek al klaar. Maar dat niet-weten is denk ik juist het mooie aan schrijven en creëren in het algemeen: zodra je het weet, wordt het geen goed boek meer, is de mystiek eruit.’
‘Literatuur gaat over schaduwlevens. Personages die uit de schrijver zelf voortkomen, maar niet geleefd zijn. In feite een onderzoek naar mogelijkheden, een verkenning, het overschrijden van grenzen. Dat is voor de lezer en voor de schrijver de helende kracht van literatuur. Zoals Milan Kundera zegt: de personages zijn mijn niet gerealiseerde mogelijkheden.’
Dezelfde maan is een mozaïek dat rond een pijnlijke patstelling speelt. Een schrijvende vrouw die zichzelf onmogelijk voor kan stellen als moeder, die zich tegelijkertijd niet kan voorstellen nooit moeder te zullen zijn. De ik-persoon in Dezelfde maan gelooft niet dat ze beiden kan zijn en wil zich verbinden met het leven, de wereld via het moeder- of het schrijverschap. Uiteindelijk moet je een keuze maken of niet. En dat laatste is wederom een keuze. Het valt Dorien Dijkhuis op dat vrouwen in interviews bijna altijd wordt gevraagd of ze kinderen hebben, aan mannen eigenlijk niet of nauwelijks. Als er geen kinderen in het spel zijn, moet de vrouw zich daar op een bepaalde manier voor verantwoorden.
De paradox van de vrouw, de levenslijn van de mensheid, van jongs af aan pijnlijk gevangen in de tweestrijd.
Guus Bauer
Dorien Dijkhuis – Dezelfde maan. Van Oorschot, Amsterdam. 128 blz. € 20,00.