‘De stilte die droogvalt bij eb’

‘Misschien verlangde ik daar nog het meeste naar, naar de stilte die droogvalt bij eb. Het eindeloze lopen over die uitgestrekte en onbeschutte zandvlakte, zonder paden, bomen of heuvels. Een gebied waar het land onzichtbaar overgaat in de hemel, ik wilde een hoofd zo leeg als dat uitzicht.’ Met een mooie lepelaar op de voorkant, is Wantij van Jaap Robben een aanwinst voor de verzameling Terloopsdeeltjes, waarin steeds een wandeling wordt beschreven. Robben besluit te gaan wadlopen naar Schiermonnikoog, onder leiding van een gids, en belandt in allesbehalve een stille meditatieve wandeling in een weids landschap.

Bij wantij vallen de zandbanken van het wad op sommige plekken droog, waardoor je er makkelijker doorheen kunt waden, maar behalve stroken slib hopen zich ook wat mensen op, onder de bezielende leiding van gids Henk. Als Robben wil genieten van het landschap, moet hij helemaal vooraan gaan lopen, naast Henk. Inhalen mag niet. Subtiel beschrijft hij het ongemak dat hij ervaart tussen de wadlopers. Eigenlijk wil hij het liefst alleen zijn, maar van alle kanten krijgt hij te maken met de mensen om hem heen: de beeldbellende ‘Spaansige man’, een moeder met zoon van wie hij de rugzak overneemt, het ‘Lepelaarechtpaar’.

Het mooist is de milde spot als deze Robben zelf betreft. Voorzichtig ventileert hij zijn vooroordelen, maar aan het eind moet hij die bijstellen. Ergens gedurende zo’n tocht ontstaat toch iets van een groep. En niet alles is zoals hij denkt. Hij beschrijft zoals eenieder zich kan voelen in een groep: je wilt niet opvallen, je wilt niemand tot last zijn, maar je wilt je ook niet per se meteen verbinden met mensen die je een beetje ergerlijk vindt. Omdat Robben deze kleine ergernissen doseert, zijn ze herkenbaar en tegelijkertijd humoristisch. Hij houdt niet alleen zichzelf, maar ook de lezer een spiegel voor.

Voor de wandeling vraagt hij zich af aan wie hij tijdens het lopen zal denken, omdat dat vaak vanzelf gebeurt. Het blijkt vooral Bregje te zijn, die al ziek was toen hij haar ooit ontmoette tijdens een festival op Vlieland. Na haar overlijden probeerde hij steeds te bedenken waarover hij haar zou willen bijpraten als ze er ineens weer zou zijn. De gebeurtenissen werden in de loop van de tijd steeds groter: ‘Veel mensen wonen niet meer in hun vertrouwde huizen, Bregje zou de meeste mensen niet meer kunnen terugvinden op de plekken waar ze hen achterliet. Ongewild gebeurt bij mij het omgekeerde. Ik vind Bregje steeds minder vaak terug.’ Zo spiegelt de wandeltocht de tocht door het leven en de tijd waarin we mensen ontmoeten en weer afscheid van hen nemen.

Het boekje stemt ook tot overdenkingen over ons overvolle land. Kunnen we nog ergens genieten van de stilte en de rust, of lopen we overal elkaar tegen het lijf? Gaat dit wadlopen daadwerkelijk binnen tien jaar verdwijnen, omdat de Waddenzee verdrinkt? Is het erg als dit wadlopen uitsterft, net als talloze dieren, of vinden alleen wij mensen dat erg, omdat wij ons bewustzijn en onze herinneringen hebben?

Wantij is zowel een ‘echte Robben’ als een ‘echte Terloops’ en die prettige combinatie is een alleraardigst cadeautje, goed voor een flink uur leesplezier, een moment stilte, of – zo je wilt – een wandeling in het hoofd, in het weidse landschap van je gedachten.

Dietske Geerlings

Jaap Robben – Wantij. Terloops-reeks. Van Oorschot, Amsterdam. 64 blz. € 13,50.