Op eigen poten

Onlangs debuteerde Martin Rombouts, dichter, schrijver, theatermaker, winnaar van het 21e seizoen van De slimste mens en lid van Boyband, met Boek 1. De achterflap onthult met wat voor werk we te maken hebben:

Eindelijk is het er dan.
Mijn boek over geld, kans en willekeur,
waarin ik alles vertel over die afkomst van me,
waarin ik uitdeel, geef en ontvang.
Van straatarme dichter tot De slimste mens, van
jongen tot man.
Waarin ik door eendjes, gasaanstekers en een vrouw in Sri Lanka
de wereld iets beter leer begrijpen.
En door ex-vriendinnen, erfenissen en een Malinese keizer
ook mezelf, eindelijk.
Het boek waarin ik mijn ouders begraaf.
Waarin ik in dankbaarheid alles wat me gegeven is
op het spel durf te zetten, eindelijk:
Boek 1.
Mijn hemelbestormende debuutroman.

Rombouts positioneert zich hier als een schrijver die een persoonlijke ontwikkeling ontvouwt en die het biografische als uitgangspunt neemt. In de vele interviews van de voorbije weken wordt dat beeld bevestigd: het leven van Martin Rombouts als persoon is prominent aanwezig en het gaat amper over Boek 1 als literair werk. En dat terwijl het als prozaroman in de markt is gezet (NUR 301). De vraag is dan wat voor literair vlees we in de kuip hebben. Heeft Rombouts literatuur weten te maken van particuliere ervaringen?

Wat literair gezien meteen opvalt (al op de tekst op de achterflap) is de versvorm die Rombouts gebruikt voor zijn proza. Het hele boek regeert de bladspiegel van een poëziebundel, worden zinnen afgebroken als versregels en hanteert Rombouts stijlfiguren zoals herhaling en parallellisme die we eerder in gedichten tegenkomen. Er is dus bewust voor een bepaalde literaire mal gekozen.

Rombouts vertelt hoe bepalend toeval is geweest voor zijn leven en hoe moeilijk het is om risico te durven nemen als je in armoede bent opgegroeid. Behendig ironiseert Rombouts klassieke elementen uit het coming-of-agegenre, zoals de relatie tot beide ouders, de Vatersuche en het afrekenen met literaire voorouders. Kunstig verlegt hij het perspectief en maakt hij contact met de lezer door die regelmatig aan te spreken: ‘Lezer, waarom vinden we kunst leuk?’ Die directheid verleent zijn werk het gevoel van authenticiteit, zoals dat hoort in het autofictionele genre. Dit is echter fictie die zo dichtbij de schrijver zelf lijkt te staan dat het niet lukt om het verhaal los te zien van de persoon Martin Rombouts zoals we die uit de media kennen. Het leest eerder als een memoir, als non-fictie dan als een roman.

Bij het op waarde schatten van Boek 1 blijf je je afvragen of het überhaupt uitgegeven zou zijn als de schrijver niet al een BN’er zou zijn. Dat is frappant, want de essayistische laag van Boek 1 onderzoekt juist hoe we waarde bepalen. Schrijvers als De Coster, Spit en Hofstede (ook uit de stal van Das Mag, waar autofictie hoogtij viert) hebben in hun werk ervaringen als voedingsbodem gebruikt. Zij overstijgen het autobiografische gehalte echter ruimschoots door thema’s uit te diepen en door in een metalaag te reflecteren op het schrijven van autofictioneel werk. Het zijn stuk voor stuk literaire werken. Ze staan op eigen poten, ondanks de autofictionaliteit.

Lef kan Rombouts niet worden ontzegd. Er is moed voor nodig om een roman te schrijven, om persoonlijke ervaringen te delen, zeker als je al een BN’er bent. Ook de impact van willekeur op een mensenleven weet hij in zijn meanderende constructie goed over te brengen door veelvuldig zijwegen in te slaan. Als literair kunstwerk overtuigt het geheel me echter niet genoeg. De persona van de schrijver blijft te nadrukkelijk op de voorgrond staan.

Miriam Piters

Martin Rombouts – Boek 1. Das Mag, Amsterdam. 286 blz. €24,99.