Recensie: Patricia Highsmith – De getalenteerde meneer Ripley
Als een elastiekje dat knapt
Tom Ripley, de hoofdpersoon van De getalenteerde meneer Ripley, is midden twintig en woont in New York. Hij heeft geen vast werk, weinig geld en ook geen vrienden. Zijn ouders zijn overleden en met een tante die hem heeft opgevoed onderhoudt hij weinig contact. Als een soort hobby chanteert hij mensen die gesjoemeld hebben met de belastingen, maar hij incasseert het geld dat ze hem als zwijggeld betalen nog niet. Dit miezerige bestaan neemt een heel andere wending als de vader van een vage kennis contact met hem zoekt. Het gaat om de rijke Mr Greenleaf, die graag wil dat Ripley zijn zoon Dickie – die in Italië verblijft – overhaalt terug te komen naar Amerika om de zaken van zijn vader over te nemen. Ripley, die zich Dickie nauwelijks herinnert maar wel zin in een vakantie heeft, neemt het voorstel gretig aan. De oude meneer Greenleaf en zijn vrouw ontvangen Ripley als voorbereiding op de reis bij hen thuis en geven hem een royale reistoelage. Dit is de eerste stap van Ripley op weg naar een totale metamorfose, die de lezer met verbazing vervult.
Patricia Highsmith (1921-1995), die in 1950 debuteerde met de thriller Strangers on a train, beschrijft het handelen en de gedachten van Ripley zakelijk en precies. Ze concentreert zich daarbij heel sterk op concrete praktische zaken, zoals het regelen van tickets of het sturen van brieven. Hoewel Ripley in de rest van het verhaal de meest verschrikkelijke dingen uitvoert, blijft zij om het zo maar te zeggen aan zijn kant staan, zij veroordeelt niets en registreert slechts. Dat in haar romans de morele verontwaardiging geheel ontbreekt maakte Highsmith zeker in de jaren vijftig en zestig tot een controversiële auteur. Veel van haar boeken zijn verfilmd en vrijwel altijd paste een regisseur het verhaal aan om tegemoet te komen aan het verlangen van veel kijkers dat het kwaad toch wel bestraft moest worden.
In het eerste deel van de roman reist Ripley naar Zuid-Italië en hernieuwt daar zijn contact met Dickie Greenleaf. Ze zijn niet alleen van dezelfde leeftijd maar lijken ook uiterlijk wel op elkaar. Dickie luiert en geniet en tussendoor schildert hij. Hij neemt zijn kunstenaarschap heel serieus, het is ook de reden dat hij niet terug naar huis wil. Dickie heeft een vriendin, Marge, die bezig is met een reisboek over Italië. Ze hebben geen seksuele relatie, hoewel Marge dat wel zou willen. Wat hierna volgt is een uiterst subtiel spel tussen deze drie figuren, waarbij Ripley de vriendschap met Dickie weet te verstevigen en de invloed van Marge weet te verzwakken. Uit jaloezie suggereert Marge dat Ripley wel homoseksueel moet zijn en Dickie, die zoveel met hem optrekt, dan dus ook. Highsmith laat in dit boek de seksuele identiteit van Ripley in het midden. Dat hij geen interesse voor vrouwen heeft laat ze wel duidelijk uitkomen. Dit mysterieuze spel vol raadsels over seksualiteit heeft Highsmith zelf ook altijd gespeeld. Na veel aandringen wilde ze pas op late leeftijd toegeven dat ze in 1952 de lesbische roman The price of salt (verfilmd als Carol) had gepubliceerd. Voor dat boek gebruikte ze het pseudoniem Claire Morgan. Misschien is er tussen Ripley en Dickie een seksuele onderstroom waar te nemen, maar wat veel duidelijker naar voren komen is dat Ripley het liefst Dickie zou willen zijn, met hem van identiteit zou willen wisselen om af te komen van zijn onbetekenende bestaan. Ripley koestert zich in het gezelschap van Dickie, past stiekem zijn kleren en bestudeert zijn handschrift, gewoonten en manieren. Dat komt hem heel goed van pas als hij – op vakantie in San Remo – Dickie vermoordt. Hij komt tot deze daad omdat hij merkt dat Dickie genoeg van zijn gezelschap krijgt. Ook de oude heer Greenleaf is teleurgesteld in Ripley en wil zijn reis niet langer financieren. Ripley dreigt alles kwijt te raken. De moord op Dickie die plaatsvindt tijdens een roei tochtje op zee beschrijft Highsmith heel nuchter.
Hij pakte de roeiriem op, achteloos alsof hij er tussen zijn knieën mee aan het spelen was, en toen Dickie zijn broek omlaagstroopte [om te gaan zwemmen], hief Tom de riem hoog op en liet hem op de kruin van Dickie’s hoofd neerkomen. ‘Hé!’ schreeuwde Dickie, fronsend, terwijl hij half van de houten bank afgleed. Zijn lichte wenkbrauwen gingen omhoog in duizelige verbazing. Tom richtte zich hoger op en liet de riem opnieuw neerkomen, met een korte felle slag, waarbij hij al zijn kracht liet gaan als een elastiekje dat knapte. Tom zwaaide met zijn linkerhand de riem tegen Dickies slaap. De rand van de riem veroorzaakte een stompe snee die zich met een streep bloed vulde terwijl Tom ernaar keek.
Na de moord wist Ripley kalm de sporen van zijn daad uit. Het lijk laat hij verdwijnen in zee. Daarna begint hij heel zorgvuldig het verdwijnen van Dickie in scene te zetten en psychologisch te verklaren. Daarvoor is het nodig dat hij nu en dan van identiteit wisselt. Is Marge in de buurt dan is hij natuurlijk Ripley, maar steeds vaker doet hij zich voor als Dickie. Dit enigszins schizofrene gedrag speelt hij met groot raffinement en het lukt hem om iedereen een rad voor ogen te draaien. Ook dit werkt Highsmith weer zeer zorgvuldig uit en de lezer vertrouwt volkomen op haar uitleg. Ripley correspondeert als Dickie met de oude heer Greenleaf en ook met Marge. Niemand valt het op. Hij vervalst voor de bank ook de handtekening van Dickie om bij diens geld te kunnen komen. Pas als hij naar Rome verhuist en daar Freddie tegenkomt, een oude bekende van zowel hemzelf als Dickie, dreigt hij tegen de lamp te lopen. Hij ziet geen andere uitweg om dan ook Freddie maar te vermoorden. De scène waarin hij er in slaagt het lichaam van Freddie het huis uit te krijgen is zeer spannend (en ook wel komisch).
De politie doet natuurlijk onderzoek naar deze moord. Ze stellen Ripley allerlei vragen, maar van de moord verdenken doen ze hem niet. Wel wordt Ripley dan in Rome de grond te heet onder zijn voeten en maakt hij een reis naar Palermo. De politie is inmiddels ook op zoek naar Dickie, waarbij ze de sporen die Ripley heel handig heeft uitgezet volgen. Door de persoonsverwisseling krijgen ze echter geen enkel houvast op de werkelijke situatie. Highsmith heeft dit allemaal geweldig goed uitgedokterd. Als er argwaan ontstaat over de echtheid van de handtekening van Dickie stopt Ripley met zijn dubbelrol.
Highsmith vertelt het verhaal consequent vanuit het perspectief van Ripley. Hierdoor kan de lezer precies volgen hoe hij redeneert als hij onder druk komt te staan en de politie (en Marge en Dickies vader) toch steeds enkele stappen voor blijft. Hij verhuist naar Venetië en betrekt daar een ruim appartement vlak bij het San Marcoplein. Dit geeft Highsmith de kans voor prachtige beschrijvingen van de stad. Ripley heeft ondertussen in zijn brieven aan Marge en Dickies vader gesuggereerd dat Dickie depressief was en daardoor wel eens zelfmoord zou kunnen hebben gepleegd. Hoewel niet iedereen deze suggestie dadelijk serieus neemt, is het zaadje geplant. De boot waarin hij de moord heeft wordt gevonden, maar de bloedsporen leveren niets op. Uiteindelijk vervalst Ripley ook nog het testament van Dickie, waarin hij zelf als enige erfgenaam wordt genoemd.
Naast de enorme leesbaarheid is het meest spectaculaire van de roman dat Ripley totaal niet ontmaskert wordt. Op de een of andere wijze weet hij zichzelf zo onopvallend voor te doen dat niemand hem verdenkt. Uiteindelijk zal de vader van Dickie de aanwijzingen uit het testament opvolgen en kan Ripley hetzelfde leven gaan leiden als Dickie. Op het omslag van een recente herdruk wordt Ripley nogal trendy ‘de ultieme bad-boy sociopaat’ genoemd. Highsmith gaat in de roman veel subtieler te werken, zij laat het oordeel over het gedrag van Ripley helemaal aan de lezer over. En echt gewetenloos is Ripley zeker niet. Hoewel hij twee moorden heeft gepleegd is hij zich er terdege van bewust dat zijn nieuwe comfortabele bestaan elk moment afgelopen kan zijn.
Hij probeerde zich het aan wal gaan op Kreta voor te stellen […] Hij zag vier roerloze gestalten op de denkbeeldige kade staan, de gestalten van Kretenzische politiemannen die hem op stonden te wachten, geduldig wachtend met hun armen over elkaar. Hij voelde zich plotseling gespannen worden en zijn visioen verdween. Moest hij op iedere kade die hij naderde politiemannen zien die hem op stonden te wachten? In Alexandrië? Istanbul? Bombay? Rio? Hij trok zijn schouders naar achteren. Het had geen zin zijn reis te bederven door zich zorgen te maken over denkbeeldige politiemannen. Zelfs als er politiemannen op de kade stónden, hoefde dat nog niet direct te betekenen dat….
Doeke Sijens
Deze recensie is de tweede in een serie over boeken die in 1955, dus zeventig jaar geleden, zijn verschenen.
Patricia Highsmith – De getalenteerde meneer Ripley. De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2021, 325 blz. De roman is in 1972 voor het eerst in het Nederlands verschenen. De vertaling was van Jean A. Schalenkamp. Deze is voor de nieuwe uitgave gereviseerd door Jan de Wijer. De eerste Amerikaanse druk van The talented Mr Ripley verscheen in 1955 bij uitgeverij Coward McCann.