Naar de zeemeerminnenpeepshow bij de Witte Kliffen

Joshua, Oliver, Elliot, Billy en James. Het tatoeëren van deze vijf namen kost vijf dollar, behalve voor Eliza, een van de hoofdpersonen van Krekel van Annet Schaap. Zij moet tien dollar betalen omdat ze een meisje is. De elfjarige Eliza heeft zich in de kleren van haar verdwenen broer Elliot gehuld om niet op te vallen. Ze wordt echter meteen ontmaskerd als meisje, in een scène die aan Een tevreden lach van Andreas Burnier doet denken.

De jongenskleren heeft Eliza nodig om vrij en zelfstandig door het leven te gaan, zoals Mariken Heitman uitlegt in haar mooie bespreking van Krekel in De Groene Amsterdammer. Om haar vijf broers te redden die door hun boze stiefmoeder in witte zwanen zijn veranderd, heeft Eliza de privileges van een jongen nodig. Die krijgt ze niet en daarom lijdt het meisje het hele verhaal pijn. De tatoeages doen pijn, de dubbelzinnige taal van de tatoeëerder (‘Meissies van twaalf doe ik niet’) is bedreigend, de verantwoordelijkheid voor haar kleine broertje Krekel drukt als een loden last op haar schouders, de schipper van De Zeemeid die haar niet serieus neemt kwetst haar en het breien van vijf truien van brandnetels die, net als in De wilde zwanen van Andersen, haar broers moeten redden, bezorgt haar weken lang brandblaren op haar vingers en berooft haar van haar stem. Praten mag ze niet zolang ze breit. Als ze spreekt, zullen haar broers alsnog sterven. De opoffering die Eliza zich getroost is totaal.

Naast de pijn die Eliza lijdt om haar vijf oudere broers te redden, is er ook nog de pijn uit het verleden. Een moeder die in het kraambed sterft, een verstoten babybroertje dat Eliza moet verzorgen, een stiefmoeder die haar kleineert en haar vader tegen zijn eigen kinderen opzet. Die stiefmoeder lijkt op haar beurt ook getraumatiseerd. De manier waarop zij mannen die haar aanraken van zich afslaat, doet een verleden van seksueel misbruik vermoeden. Ook juffrouw Amalia kampt met een jeugdtrauma. Af en toe had ik het gevoel een kinderversie van Een klein leven van Hanya Yanagihara te lezen.

De literaire inbedding en de stijl van Krekel zijn fantastisch. De prachtige illustraties, die ook van Annet Schaaps hand zijn, zijn sfeerverhogend. De tocht naar de Witte Kliffen is ongemeen spannend. Annet Schaap is een grote schrijver die veel meer doet dan Andersens sprookje De wilde zwanen hervertellen en het universum van Lampje, haar betoverende prozadebuut uit 2017 waarvoor ze vier grote prijzen voor jeugdliteratuur won en dat in meer dan 25 talen werd vertaald, uitbreiden. Naast De wilde zwanen klinken ook De kleine kapitein van Paul Biegel en De hemel van Heivisj van Benny Lindelauf, een andere Nederlandstalige roman over samenleven met luidruchtige en baldadige broers en een zoektocht na hun verdwijning, in Annet Schaaps tweede jeugdroman door.

Krekel is een grimmig, meerstemmig verhaal waaruit Eliza langzamerhand verdwijnt. Als de oudere broers gered zijn, horen we niet veel meer van Eliza. Ze verstomt, net als Sara Burgerhart na haar huwelijk. Krekel, die van een bang stotterend jongetje tot een sterke en stoere knul is uitgegroeid alsof hij op Paul Biegels eiland van Groot en Groei is geweest, voert nu het woord. Zonder vrees en gestotter redt hij op zijn beurt de pasgeboren baby van zijn vader en boze stiefmoeder uit het Grijze Huis. Ook het halfbroertje wordt opgenomen in de gemeenschap op de Witte Kliffen.

Krekel is minder subtiel en origineel dan Lampje, dat onlangs in NRC door deskundigen en boekenliefhebbers werd uitgeroepen tot één van de 50 beste boeken van de 21e eeuw. De sherrif en de stiefmoeder zijn nogal karikaturaal en ook de vader is een flat character. De gemarginaliseerden, ‘de nergensthuizers’, ‘de aanspoelers’, ‘de halven’, die in Lampje de hoofdrol speelden, blijven in Krekel grotendeels onzichtbaar. Ze worden genoemd, maar ze komen niet tot leven. Juffrouw Amalia is weliswaar wat kindvriendelijker dan in Lampje, ze blijft echter in een traditionele vrouwenrol steken. Aan boord van De Zeemeid is zij het die schoonmaakt, kookt en voor de kinderen zorgt. De ‘gevleugelden’ – de betoverde broers, de vader en de sherrif – krijgen wel alle ruimte.

Aan het einde van het verhaal zijn de regels niet veranderd. In Lampje vinden Emilia en Edward dankzij een hele stoet ‘freaks’ de vrijheid. Krekel blijft een verhaal over onderlinge mannelijke solidariteit en vrouwelijke opoffering voor mannen. Eliza’s rol in de wereld lijkt uitgespeeld na de redding van haar broers, terwijl voor hen het leven opnieuw begint. Als de vader berooid aankomt in het kruidenierswinkeltje in de haven kan hij meteen mee met meneer Rozenhout, die wel zin heeft in een uitje naar de Witte Kliffen en toevallig nog een goed onderhouden schuit achter de hand heeft, terwijl Eliza voor dezelfde overtocht hemel en aarde moest bewegen en haar lot in de handen van een morsige schipper moest leggen die het bezoek aan de zeemeerminnenpeepshow bij de Witte Kliffen zo’n hoogtepunt vindt dat hij er de levens van kinderen en hondjes voor over heeft. Het is Eliza die de relatie tussen de vader en de oudere broers herstelt.

Krekel verwijst ook naar De kleine kapitein van Paul Biegel. Wie de verhalen naast elkaar legt, ziet hoe groot het verschil in autonomie is tussen Eliza en de jeugdige schipper van de Nooitlek. Biegels jongenspersonage is vanaf de eerste pagina de kapitein. Niemand betwist zijn leidersrol.

‘Wie ben jij?’ vroegen de mensen van de haven. ‘De kapitein,’ antwoordde het jongetje.
‘Zo, kleine kapitein,’ vroeg de grijze schipper van de haven, ‘waar kom je vandaan?’
‘Van mijn boot,’ antwoordde de kleine kapitein.

Als hij terugkomt van zijn avonturen wordt hij ereburger en krijgt hij een gouden medaille, ‘omdat hij zo dapper was geweest en zo slim.’

Misschien schuilt de sleutel tot Krekel wel in ‘Verzorgingstips’ van Ester Naomi Perquin, het tweede motto. Schaap citeert de volgende regels uit het gedicht, dat in de bundel Ongevraagd advies staat:

Zet een meisje dat praat naast het praten van een man.
Zet een meisje dat iets wil naast de wil van God.
Zet een meisje dat huilt even buiten in de regen.

De strofes daarvoor luiden:

Een meisje zal nooit op de juiste plekken zitten omdat ze,
van nature misplaatst, niet begrijpt waarom het gaat, geen
wortels heeft in deze tijd, tijdens een gesprek haar
stoel afglijdt of anderszins uit beeld verdwijnt.

Een meisje is een snel vervagend ding. Soms past er
nog een klein, inklapbaar zelfbeeld in, soms is zelfs
een droom niet uitgesloten. Maar dan een
minuscule, op maat geknipte droom.

Krekels redding van de baby van zijn stiefmoeder is zo schattig (maar ook zo moeiteloos en vanzelfsprekend dat Eliza’s lijden bijna overdreven lijkt) dat het verdwijnen van Eliza uit het verhaal niet meteen opvalt. Maar het gebeurt wel.

‘Na het einde is het nog niet helemaal afgelopen,’ zei Annet Schaap in een interview over Krekel in Trouw. ‘Er is nog iets, iets anders, iets beters.’ Hopelijk schrijft ze nog een derde roman over de wereld van Eliza en Lampje. Misschien komen de meisjes elkaar wel tegen op de Witte Kliffen en gaan ze samen zonder ingeklapt zelfbeeld op avontuur.

Marie-José Klaver

Annet Schaap – Krekel. Querido, Amsterdam, 410 blz. € 19,99.

Op Tzum verscheen eerder deze recensie van Krekel.