Kan iemand overal buiten blijven?

Je zou De stille Amerikaan van Graham Greene heel simpel kunnen samenvatten als een klassieke roman over een driehoeksverhouding. De journalist Thomas Fowler heeft in Saigon een verhouding met de Vietnamese Phuong. Deze relatie komt onder druk te staan door de komst van de jonge Amerikaan Alden Pyle, de ‘stille Amerikaan’ uit de titel. Fowler moet Phuong aan hem afstaan, maar als Pyle na een paar maanden door communisten wordt vermoord keert ze bij hem terug. De roman draait echter om een veel complexer onderwerp. Greene werpt in het boek namelijk de vraag op: hoelang kan iemand zich neutraal opstellen en overal buiten blijven? Die vraag is uiterst relevant voor de situatie waarin zijn romanfiguren zich bevinden. Het boek speelt zich af in 1953 in de nadagen van de Franse overheersing van Zuid-Vietnam. Communistisch Noord-Vietnam van Ho Chi Minh is dan al zelfstandig en wil haar invloed uitbreiden naar het zuiden. Hoewel de Fransen daar nog steeds de baas zijn, wordt hun positie wel steeds wankelder en ondermijnen verschillende verzetsgroepen de macht van de overheersers. Greene, die zelf in Indochina als journalist had gewerkt, weet deze explosieve situatie met veel gevoel voor sfeer en detail over te brengen. De verteller van de roman, Thomas Fowler, werkt voor een Engelse krant. In zijn reportages probeert hij zoveel mogelijk neutraal te blijven en geen partij te kiezen, hij observeert alleen maar. Hij is gestationeerd in Saigon, maar vliegt soms ook naar Hanoi om daar persconferenties van de regering van Ho Chi Minh bij te wonen. Hij gaat ook mee op patrouilles om zo dichter bij de guerrillastrijders te kunnen komen. Hij maakt op die tochten de meest vreselijke dingen mee, die Greene beslist realistisch beschrijft. Fowler is getrouwd en probeert zijn vrouw in Engeland over te halen van hem te scheiden. Hoewel hij niet echt verliefd is op Phuong (en nauwelijks met haar kan communiceren) zou hij wel met haar willen trouwen om haar op die manier een beter leven te bezorgen.

Wat alles in het verhaal op scherp zet is de komst van Alden Pyle, een jonge idealistische diplomaat die zich op verholen wijze begint te bemoeien met de toch al gespannen situatie in Saigon. Pyle heeft zich tijdens zijn studie in Amerika al een beeld gevormd  hoe het verder moet met Vietnam. Hij staat een ‘derde macht’ voor, die moet opereren in het krachtenveld van enerzijds het communisme van Ho Chi Minh en anderzijds de Fransen. Daarmee hoopt hij een wig te drijven tussen de twee grote kemphanen om met een eigen, door Amerika gesteunde regering te komen. Daartoe zet hij eerst een  obscure generaal in, die met de ‘stille’ hulp van de Amerikanen de macht moet zien te grijpen. Deze generaal pleegt vervolgens een aantal bomaanslagen, die veel slachtoffers maken. Fowler, die in eerste instantie vriendschap met Pyle had gesloten, begint zich steeds grotere zorgen te maken over de gevolgen van de  Amerikaanse opstelling. Het idee van een ‘derde macht’ vind hij onzinnig, het leidt volgens hem alleen maar tot meer geweld. Als hij getuige is van een bomaanslag besluit hij zijn neutraliteit op te geven.

Pyle maakt ondertussen Phuong het hof. Hij benadrukt – op beleefde manier – dat hij beter bij haar past dan de middelbare Fowler, die haar immers ook niet eens een toekomst kan bieden. Phuong staat wel open voor zijn avances en op een dag trekt ze bij hem in. Fowler kan dit nog wel accepteren omdat hij begrijpt waarom Phuong deze stap zet, zij wil zekerheid en hoopt dat Pyle haar meeneemt naar Amerika. Voor de manier waarop Pyle zich mengt in de politiek van Zuid-Vietnam kan Fowler echter geen begrip opbrengen. Als een communistische verzetsgroep hem benadert, helpt hij hen aan informatie over de dagelijkse routines van Pyle. De groep lokken Pyle zo in een hinderlaag en schakelen hem uit.

Fowler wordt Graham Greene in eerste instantie beschreven als een cynische journalist, die door zijn levenservaring de ‘relativiteit aller dingen’ doorziet. Om kalm te blijven gebruikt hij opium. Maar na de kennismaking met Pyle verandert hij en begint steeds meer de ‘argeloze en toch zo gevaarlijke ongecompliceerdheid van Pyle’ te verafschuwen. ‘Vroeg of laat moet men partij kiezen. Als men mens wil blijven.’ De worsteling die hij doormaakt voordat hij deze stap zet wordt door Greene prachtig beschreven en maakt De stille Amerikaan nog steeds heel leesbaar. Opmerkelijk is daarnaast natuurlijk de vooruitziende blik die Greene had. Hij moet gehoopt hebben dat  Amerika zijn bemoeienis met Vietnam snel zou opgeven, maar het tegenovergestelde gebeurde. De Vietnamoorlog zou pas in 1973 beëindigd worden!

Doeke Sijens

Graham Greene – The Quiet American, London, Heinemann, 1955. In meerdere edities nog steeds te koop. De roman werd in het Nederlands vertaald als De stille Amerikaan door H. J. Scheepmaker. De eerste druk verscheen in 1956 en werd meerdere keren herdrukt, voor het laatst in 2005. Nu is deze vertaling alleen nog antiquarisch te koop.

Deze recensie is de negende (en laatste) in een serie over boeken die in 1955, dus zeventig jaar geleden, zijn verschenen.

(foto Graham Greene: FORTEPAN / Magyar Hírek folyóirat, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia)