In zijn geboortestad Haarlem komen op 25 mei a.s. verschillende originele stukken van Harry Mulisch onder de hamer. Het gaat om de typoscripten van zijn eerste twee romans archibald strohalm (1952) en De diamant (1954). Van de laatste zijn zelfs verschillende versies overgeleverd, met een groot aantal handgeschreven correcties van Mulisch, bewaard in een stofkleppenmap met het opschrift ‘Diamant’, waar eerst nog ‘Op weg naar de mythe’ stond. Mulisch’ debuutroman archibald strohalm, 227 vellen dik, is overgeleverd in de ‘7e of 8e versie’, zoals het typoscript in the nick of time werd ingeleverd bij de voorzitter van de jury van de Reina Prinsen Geerligsprijs. Het veilinghuis meldt dat beide typoscripten afkomstig zijn van een vriendinnetje van Mulisch uit de vijftiger jaren. De richtprijzen zijn 15000-20000 euro voor archibald strohalm en 7000-9000 euro voor De diamant.

‘Het schrijven van Strohalm, een kataklysme op zichzelf, werd passend afgesloten door een hevig onweer, dat losbarstte toen ik het laatste woord neerschreef: 31 juli 1951, ’s avonds 10 uur, – hetzelfde onweer dat in 1870 woedde boven Rome, toen het Concilie in de Sint Pieter stemde over het dogma der pauselijke onfeilbaarheid. Om 12 uur sloot de inzendingstermijn van de Reina Prinsen Geerligs-prijs, waaraan ik mij voorgenomen had mee te dingen om mijzelf een termijn te stellen. Ik snelde naar Amsterdam, en samen met Jan Blokker, de winnaar van het vorige jaar, stond ik om kwart voor 12 in de stromende regen door donder en bliksem omgeven te schreeuwen voor het grachtenhuis van de jury-secretaris [H.J. Smeding], die reeds te bed lag en in nachtgewaad voor de ramen verscheen, verblekend van schrik voor onze apokalyptische verschijning en het hemelvuur in de gracht en de gedachte aan nóg een manuscript. Gedrieën werden wij het er over eens, dat er geen twijfel aan kon bestaan of ik kreeg de prijs. Tegen zulk een representatie kon niemand op,’ schreef Harry Mulisch in Voer voor psychologen (1961).