Een roman die beklijft

De Duitse schrijver Bernhard Schlink (1944) is wereldwijd bekend geworden door zijn roman De voorlezer, die ook nog eens succesvol werd verfilmd met Kate Winslet in de hoofdrol. Zijn nieuwste werk, De vrouw op de trap, is een ingenieus gecomponeerde intrige, een roman die beklijft omdat de personages zo levensecht zijn, zonder dat daarvoor hun doopceel uitgebreid gelicht hoefde te worden. Ja, de meester toont zich in de beperking.

Een Duitse advocaat op leeftijd bevindt zich in Australië om een fusie te regelen. Hij heeft met veel succes een kleine maatschap uitgebouwd tot een succesvol kantoor, gespecialiseerd in internationale overnames. Zijn vrouw heeft zich met een flinke slok op tegen een boom te pletter gereden. Uit de tekst laat zich destilleren dat ze een zogenaamde ‘groene weduwe’ was. Zijn kinderen heeft hij in het verleden naar een internaat in Engeland gestuurd, het beste van het beste, maar voor wie? Hij is van ze vervreemd, al hebben twee van zijn zoons hem wel in zijn stiel gevolgd.

schlink de vrouw op de trapNa het begeleiden van de fusie, de zoveelste routineklus, heeft hij nog wat tijd over om zich te verpozen in een museum. Daar wordt hij geconfronteerd met een schilderij van een inmiddels wereldwijd vermaarde (fictieve) kunstenaar. Het portret van een naakte vrouw die een trap afkomt. Een schilderij dat hem treft als een mokerslag. Hij kent de vrouw. Het doet hem denken aan de vreemdste casus uit zijn loopbaan én uit zijn privéleven. Als net afgestudeerde jurist heeft hij bemiddeld bij een conflict. De rijke zakenman Gundlach heeft de schilder Schwind opdracht gegeven om zijn jongere vrouw Irene te portretteren. De schilder en het model worden verliefd op elkaar.

Een cliché zou u zeggen. Waar, maar, en dat is het eerste kunststuk van deze gloedvolle roman, Schlink kantelt het cliché en maakt het daardoor interessant en – daar gaan we weer – levensecht. Bovendien zijn alle clichés helaas waar, je moet ze alleen zelf doorleven, maar dit terzijde. Onze advocaat is indertijd, waarschijnlijk voor de eerste en enige keer in zijn leven, buiten zijn wetboekje gegaan door meerdere partijen in te lichten over een af te sluiten contract. Hij vertegenwoordigde de schilder in zake vernielingen en reparaties aan het doek. Het schilderij is inzet van de strijd om Irene, subtiel verwoord door Schlink, die en passant gruwelijk direct de tantaluskwelling van de kunstenaar beschrijft.

De advocaat brengt de geportretteerde op de hoogte van de inhoud van het bizarre convenant dat hij tussen man en minnaar heeft opgemaakt: een schilderij in ruil voor een vrouw. Hij is waarschijnlijk voor het eerst van zijn leven écht verliefd en helpt haar het doek te stelen. Hij brengt zijn angstvallig nette appartement een beetje in wanorde, in afwachting van haar komst. Maar zij komt niet opdagen en bij alle overzichtstentoonstellingen van het werk van de steeds beroemder wordende schilder ontbreekt het mysterieuze schilderij eveneens. Het staat alleen, als een soort onvervulde droom, vermeld in de catalogus.

En dan duikt, als een lokkertje zo blijkt, De vrouw op de trap plotseling op bij een tentoonstelling in Australië.

Ik vond de curator en vroeg hem wie het schilderij aan de Art Gallery had uitgeleend. Hij zei dat hij de naam niet mocht noemen. Ik zei dat ik de vrouw op het schilderij en de eigenaar kende en voorspelde dat er heibel zou komen over het eigendomsrecht van het schilderij. Hij fronste zijn voorhoofd maar hield vol dat hij de naam niet mocht noemen.

De advocaat schakelt een privédetective in en komt zo achter de verblijfplaats van Irene die al jaren onder haar meisjesnaam Adler illegaal bivakkeert op een afgelegen eilandje, levend van de erfenis van haar moeder. Hij besluit haar deels uit kwaadheid, deels uit jeugdsentiment op te zoeken. Dan beseft hij nog niet dat hij eigenlijk al jaren zijn leven wil veranderen. Dat hij bij elkaar wordt gehouden door rituelen.

Wat wilde ik bij Irene Gundlach of Irene Adler? Tegen haar zeggen dat ik me nog steeds gekrenkt voelde? […] Dat je mensen niet gebruikt en laat vallen? Dat ik voor haar te onnozel en te onhandig was geweest, maar van haar had gehouden en dat je niet speelt met de liefde van een ander?

Iets wat de advocaat natuurlijk zijn hele leven zelf ook heeft gedaan. De reactie van Irene is veelzeggend.

Voor Gundlach was ik de jonge, blonde, fraaie trofee waarvan alleen de verpakking van belang was. Voor Schwind was ik inspiratie, ook daarvoor volstond de verpakking. Toen kwam jij. De derde stompzinnige vrouwenrol; na het vrouwtje en de muze kwam de in gevaar verkerende prinses die door de prins wordt gered. […] Rollen maken je berekenbaar, inwisselbaar, bruikbaar. [ … ] Jij hebt me net zo goed gebruikt als Gundlach en Schwind hebben gedaan.

Ze heeft door dat de advocaat helemaal niet wil begrijpen, hij wil – beroepsdeformatie – alleen veroordelen. Hij is iemand die een geregeld leven heeft geleid, die nooit eens een keer risico heeft willen lopen. En juist naar dat bezetene was ze op zoek. Noch in de zakenman, noch bij de schilder vond ze dat en al helemaal niet bij de berekende advocaat. Maar – een verrassing van Schlink – wel in een andere uiterst radicale bezigheid, waarvoor ze mede schuilt gaat op het eiland.

Irene:

… en ook ik was op zoek naar iets wat mij zou overweldigen. Ik had een erfenis gekregen, mijn moeder liet me doen wat ik wilde, ze wilde alleen dat ik haar haar gang liet gaan, ik had kunstgeschiedenis gestudeerd, werkte in het museum en dacht … Ik dacht echt dat ik met de juiste man het juiste leven zou vinden. Een leven waarin zich iets groots van mij meester zou maken, iets waarvoor ik alles overhad.

Het zal niet verbazen dat ook Gundlach en Schwind op een gegeven moment op het eiland opduiken. De kwestie blijft maar malen door de hoofden van de drie uiterst succesvolle mannen. Gundlach bezitter van een miljoenenimperium, Schwind wiens schilderijen eveneens voor minstens zescijferige getallen over de toonbank gaan en de advocaat die de scepter zwaait over meer dan dertig jonge vennoten. Met één hamerslag maakt Irene een einde aan de klucht omtrent het schilderij. Ze heeft het naar schatting twintig miljoen dollar waard zijnde schilderij aan het Australische museum geschonken. Gundlach en Schwind druipen af, de advocaat blijft tot zijn eigen verwondering hangen.

Irene komt steeds moelijker de trap af en dat komt niet alleen door haar leeftijd. Ze is ziek. De advocaat verzorgt haar. Irene vraagt hem om haar, gelegen in een ledikant op het balkon uitkijkend over de oceaan, te vertellen hoe het zou zijn gegaan als ze destijds naar zijn appartement was gekomen.

Maar wat Irene nu wilde – kon ik dat wel? Over haar praten, over mij, over ons, fictie, maar fictie waarin wij voorkwamen zoals we werkelijk waren.

Een geweldige vondst van Schlink, die omdat hij zonder triomf wordt gepresenteerd, het sluitstuk van deze roman tot eenzame hoogte brengt. Een drietrapsraket, want nadien wil Irene weten hoe hij zich voorstelt dat ze elkaar als studenten hebben ontmoet en daarna als leerlingen van de lagere school. De advocaat ontpopt zich tot een heuse fictieverteller, tot een schrijver zo men wilt.

Hij beseft wat hij zichzelf en zijn omgeving heeft aangedaan. In welk keurslijf hij zich heeft gedwongen. Hij heeft zichzelf wijsgemaakt dat hij niemand nodig heeft om te overleven. De tocht terug naar het verleden, naar Irene, blijkt eigenlijk een zoektocht naar een nieuw leven te zijn. Als ze uiteindelijk sterft en verdwijnt – door uit de boot te vallen terwijl hij naast haar slaapt (sic!) – weet hij pas wat hij zes decennia heeft gemist. Veertien dagen heeft hij echt geleefd. Natuurlijk kan hij niet meer terug naar zijn oude bestaan. Hij kan niet meer een cliché maken van zijn omgeving, net zo min als van zijn belevingswereld. Dat is het afscheidsgeschenk van Irene.

Schlink, zelf emeritus hoogleraar rechten aan de universiteit van Berlijn, heeft zich dit ‘dossier van het leven ‘ door en door eigen gemaakt. De perfecte roman bestaat niet, zegt men, maar De vrouw op de trap benadert het ideaal behoorlijk dicht. Er valt eigenlijk niets op aan te merken. De stijl is helder, de denkbeelden zijn rijk. Tussen deze zelfanalyse van de advocaat is bijvoorbeeld geen speld te krijgen. Hij, de dwaas die alles goed heeft willen doen en daardoor meer kwaad dan goed heeft aangericht.

Mijn vrouw placht te zeggen dat het tegenovergestelde van goed niet slecht is maar goedbedoeld, en ze was daarin bevestigd. Maar het tegenovergestelde van slecht is niet goed bedoeld maar goed.

Een roman die zoals gezegd beklijft. Dat is wat echte literatuur vermag te doen.

Guus Bauer

Bernhard Schlink – De vrouw op de trap. Vertaald door Gerda Meijerink. Cossee, Amsterdam. 222 blz. € 19,90.