Criticus Jeroen Vullings en schrijver Karel ten Haaf kennen elkaar nog van heel vroeger. Ten Haaf had zijn laatste roman Hemel en afscheid naar Vullings gezonden en op Facebook gaf de criticus zijn mening, een lezersreactie, geen recensie: ‘En het mag volgens het decreet van – wie kent haar nog? – Elsbeth Ettty ook niet: recenseren als je iemand zo goed kent of gekend hebt.’ Met toestemming plaatsen we deze lezersreactie.

Inmiddels met genoegen je laatste roman gelezen, al is ie op novelleformaat toch onbedingt de dikste Ten Haaf. Hemel en afscheid. Je stuurde me dat op, gelukkig zonder emotioneel verplichtende woorden, en wat er dan gebeurt: ik lees het. Tot zover is er niks aan de hand, zoals je weet lees ik weleens wat. Maar dan. Ik blijk je boek niet onbevangen te kunnen lezen. Ja, ik zie wat je doet, het is van de postmoderne, je gebruikt je eigen naam en vermoedelijk je levensfeiten, mystificeert die door ze in het bedje van fictie neer te vleien, opdat de lezer enerzijds de sensatie van authenticiteit geniet, anderzijds met een hemel en afscheidliterair kluitje in het riet gestuurd wordt. Je doorsnijdt je proza met andere teksten, poëzie, ook een registerwisseling die me niet vreemd is, maar die langzamerhand ongebruikelijk is geworden, waardoor je in je eentje zo’n beetje de laatste experimenteel lijkt. Onderhoudend, speels. Maar, schreef ik net. Ook al zie ik je spel, toch lees ik je boek puur op zoek naar autobio. Sinds de middelbare school hebben we elkaar sporadisch gezien, ik weet eigenlijk vrijwel niks van je Groningse entree. Je was opeens weg, niet naar Leiden of Amsterdam, zoals andere klasgenoten die gingen studeren, maar zo ver mogelijk van Bloemendaal vandaan: Groningen. Een stad die ik pas echt leerde kennen begin deze eeuw, en die ik in mijn hart sloot. Ik las je in die jaren wel, als ik de kans kreeg; mij staat een activistisch geschrift voor de geest tegen Eite Homan. Links was je altijd al, de enige met een zwarte in plaats van zo’n vreselijke rode ster, dus dat paste in mijn beeld. Wat ik niet wist, als dat waar is, is van je psychische gesteldheid, zoals die in Hemel en afscheid onomwonden passeert. Enfin, wat heb je eraan? Niks. Tot zover deze lezersreactie van degene, die je op m’n zeventiende verjaardag de markante De Slegte-titel Liefdeslessen zonder taboes schonk, een duocadeau samen met Frank L., staat me bij. Het moet ergens in mijn ouderlijk huis staan, naar nóg zie ik, als ik zwaar getafeld heb en de slaap stokt midden in de nacht, die deprimerende zwart-witfoto’s van ongezonde hippies voor me. Heb ik nog iets te zeggen? Ja. Je had het over je vroege schrijverswens. Daar sprak je op school of na school nooit over. Wel zie ik dat je trouw bent gebleven aan je favorieten van toen: de Rotterdamse dichters, Kars, Cremer. Nu, je wens heb je waargemaakt. Wederom, met verve, met Hemel en afscheid. In de gaten blijven houden, die Karel ten Haaf.

Jeroen Vullings