Tot lering en vermaak

Eén van de boeiendste auteurs van ons land brengt een bundel essays uit bij een uitgeverij die louter oog- en hand strelende boeken voortbrent, veel meer hoef je daar niet over te zeggen. De essays van dit alternatieve Boekenweekgeschenk, dat voor slechts 22 euro vijftig te bekomen is, lijken te draaien rond de verhouding die wij mensen hebben met de ons omringende natuur – dat kan ik beter anders formuleren, want wijzelf zijn immers een voortbrengsel van die natuur, waar we net zo goed deel van uitmaken als een willekeurige bedwants. Het mooie aan Atte Jongstra’s werk is dat hij zich weinig lijkt aan te trekken van zijn thema, wat dat dan ook is. Op het eerste gezicht is deze bundel een bij elkaar geraapt en zeer vermakelijk rariteitenkabinet, de lezer ontdekt pas na verloop van tijd dat er toch wel enige lijn in zit. Het gaat veel over de invloed die wij mensen hebben op de aarde, maar daarin zijn we zeker niet uniek, dat doen ook de pinguïns die het Zuidpoolijs onderschijten, de bomen die voor ons zuurstof maken van kooldioxide en de algen die groeien waar het ze uitkomt. De mens heeft er alles aan gedaan om de natuur te bedwingen, schrijft Jongstra, maar doe eens een paar stappen terug in ruimte en tijd en je ziet dat het tot op heden is gebleven bij grotendeels mislukte pogingen. Zoals we ook nog steeds niet precies kunnen voorspellen hoe de atmosfeer zich morgen gedraagt of waar en wanneer de aarde zal beven. Vulkaanuitbarstingen dito. We zijn een door hybris geplaagde tijdelijke schimmel op dit aardoppervlak, het beste wat we kunnen doen is ons met Jongstra verbazen over de gekte die dat met zich meebrengt.

Het begrip ‘niemand’ komt een aantal malen terug, de mens die als het ware weer wordt opgeslorpt door de natuur en zijn menselijkheid – en dus zijn naam – alleen met grote inspanningen weer terug kan veroveren, zoals Robinson Crusoë, die op zijn eiland een zinledige erfafscheiding aanlegde en Jongstra zelf, die in eenzaamheid op een door mensenhanden geschapen eiland in het Lauwersmeer naambordjes neerzet. Een metamotief is het niemandsland, waarbij hij zich voor de situatie in Nederland baseert op een stuk in NRC Handelsblad. Een gemiste kans, in het standaardwerk De grens, langs de randen van Nederland, staan veel meer, vaak bizarre voorbeelden, ook nog in context.

Al die ingrepen in de natuur zijn, hoe kan het ook anders, even zovele ontmaagdingen, waarbij de fysieke betrekkingen met het landschap niet zelden zeer concreet zijn, zoals de bergbeklimmer die zijn bezigheden treffend omschreef als ‘bergonaneren’. Jongstra zegt het verhaal bij Stekel te hebben gevonden, dat kan, maar ik heb mijn twijfels – twijfel is bij het lezen van Jongstra’s werk de enige juiste grondhouding – en dat komt ook doordat de achternaam van de alpinist zoveel betekent als ‘berg kont’. Zegt u het maar.

Enno de Witt

Atte Jongstra – De ontgroende mens, essays. AfdH, Enschede. 160 blz. € 22,50.