V Jaloezie: De gevangene

Time for you and time for me,
And time yet for a hundred indecisions,
And for a hundred visions and revisions,
Before the taking of a toast and tea.

T.S. Eliot – ‘The Love Song of J. Alfred Prufrock’

Iedereen wordt weleens gekweld door jaloezie, en wat een kutgevoel is dat toch. De vrees en bezorgdheid van de jaloezie zijn een marteling die je moet ondergaan, want de rede is totaal machteloos, deze is buitenspel gezet: jezelf toespreken is zinloos. Liefde is begeerte en onrust, en jaloezie is de aanjager van de agitatie. Daar staat je vriendin, aan de bar, te praten met een jongen, een knappe jongen die met veel handgebaren spreekt en af en toe zijn hand op haar schouder legt en je ziet haar lachen, niet schateren, meer een glimlach die intimiteit en genegenheid verraadt en het is duidelijk: ze vindt hem leuk, ze wil hem en ze zal bij je weggaan. Je weet dat het nergens op slaat en toch slaat het ergens op, want de gedachte is de werkelijkheid en laat je niet meer los. Gelukkig is er de drank, die emotiestiller. Maar het stilt niet genoeg om een ruzie te voorkomen, want als ze bij je terug is, maak je een venijnige opmerking – jaloezie moet gecommuniceerd worden. Het is een onhandige manier om te vragen om geruststelling; ze geeft je echter niet wat je verlangt omdat ze boos is, je kinderachtig noemt en vraagt wanneer je nu eindelijk eens volwassen wordt en nu ben jij ook boos omdat ze je angst niet serieus neemt en waarschijnlijk is deze woede eigenlijk vrees; je beeft van binnen vanwege de machteloosheid: zij bepaalt jouw geluk.

Zoiets heeft iedereen waarschijnlijk wel eens meegemaakt, wantrouw de mensen die verkondigen dat ze nooit jaloers zijn: ze liegen. En als ze de waarheid spreken en echt nooit jaloers zijn, dan moeten we ze niet benijden aangezien het gaat om een beperking; de zwakke kunstvaardige activiteit van hun geest. Jaloezie transformeert een vage indruk – je vriendin praat met een mooie jongen aan de bar – tot een geestdriftige fantasie. Jaloezie, zegt de Verteller in De gevangene, ‘ontstond door fantasiebeelden, om een hartzeer, niet op grond van een waarschijnlijkheid.’

De gevangene is het vijfde deel van Op zoek naar de verloren tijd en werd in 1923 postuum gepubliceerd, want Marcel Proust overleed op 18 november 1922. Dit is het deel van aantrekken en afstoten. Marcel wilde in het vorige deel breken met Albertine, maar als hij denkt dat Albertine lesbisch is, wordt hij stikjaloers en besluit haar niet te verlaten en met haar te trouwen. Ze verlaten Balbac en ze gaan samen in Parijs wonen. Daar wordt Albertine zijn gevangene. Marcel wil haar bezitten, want ‘bezitten wat men liefheeft is een nog grotere vreugde dan de liefde.’ De stuwende kracht van dit verlangen om Albertine te bezitten is de jaloezie: ‘Jaloezie is dikwijls niets anders dan een rusteloze heerszucht, toegepast in liefdesaangelegenheden.’

Jaloezie en bezitsdrang zijn natuurlijk niet de ingrediënten voor geluk. Albertine zorgt dan ook niet voor blijdschap en genot, maar slechts voor leed en dit is wat Marcel aan Albertine verbindt. Bezitsdrang is volgens de Verteller onlosmakelijk verbonden met de liefde, want je wilt wie je liefhebt je toe-eigenen: ‘Liefde, zowel in smartelijke onrust als in gelukkige begeerte, is aanspraak maken op alles. Zij ontstaat en duurt zolang er een deel te veroveren overblijft.’ En Marcels manier om Albertine te veroveren is om haar gevangen te houden, om haar verborgen te houden voor zijn vrienden en haar bijvoorbeeld te ontmoedigen om naar Mme Verdurin te gaan, naar wie Marcel zelf wel toe gaat en waar hij de muziek van Vinteuil hoort opvoeren. Dan wil Marcel weer met haar breken en als ze na een gesprek besluiten om uit elkaar te gaan, een beslissing die hij heeft genomen, want Albertine wil blijven, draait Marcel weer bij en besluit hij dat ze toch mag blijven. De gevangene is een beweging van beslissing en herziening. Dat Marcel wil dat Albertine toch blijft komt door de macht van de gewoonte; hij waardeert niet Albertine, maar hun gewoontes.

Op een gegeven moment is Albertine voor hem geen vrouw meer, ‘maar een opeenvolging van gebeurtenissen die wij niet tot klaarheid kunnen brengen’. Later noemt de Verteller haar ‘veeleer als een grote godin van de Tijd.’ En Marcel heeft nog geen vat op de tijd en dus ook niet op Albertine. De drang om haar te bezitten is, naast de jaloezie, ook het gevolg van het onbegrip.

Waarom wil Marcel Albertine eigenlijk bezitten? Ze zorgt immers alleen maar voor ellende: ‘Ik voelde dat mijn leven met Albertine enerzijds, wanneer ik niet jaloers was, niets dan een last was, anderszijds, wanneer ik jaloers was, niets dan leed.’ Dit is natuurlijk niet werkelijk de schuld van Albertine, maar grotendeels het gevolg van Marcels grillige en wispelturige geest. Is interesse verbonden met jaloezie? Verslapt de aandacht als de jaloezie afwezig is? In de wereld van Proust lijkt jaloezie een voorwaarde te zijn voor belangstelling.

Op een ochtend, aan het einde van dit vijfde deel, wordt Marcel wakker. Françoise komt zijn kamer binnen en vertelt hem dat Albertine haar koffers heeft gepakt en een brief voor hem heeft achtergelaten. Marcel schrikt en is van slag, maar hij houdt zich groot tegenover Françoise. De gevangene is ontsnapt; Albertine is nu een voortvluchtige.

Koen Schouwenburg

Marcel Proust – De gevangene. Vertaald door Thérèse Cornips. De Bezige Bij, Amsterdam. 508 blz. € 25,-.