Een stukje geromantiseerde Spaanse geschiedenis

In een roman mag alles, toch? Nou, daarover is niet iedereen het eens. Enkele jaren geleden woedde er bijvoorbeeld in Frankrijk een hevige polemiek tussen Jonathan Littell, die in zijn veelgeprezen roman De welwillenden een fictieve SS’er opvoerde die bij zo veel sleutelmomenten van de Tweede Wereldoorlog aanwezig was dat het volgens sommige critici nogal ongeloofwaardig werd, en Laurent Binet, die met zijn boek HhhH de Tsjechische aanslag op Reinhard Heydrich in 1942 zo nauwgezet mogelijk reconstrueerde en angstvallig alle ‘fictie’ weghield uit zijn boek. De romankunst is vrij, maar als er historische feiten worden beschreven, verwachten de meeste lezers dat die kloppen.

Rebekka W.R. Bremmer focust in haar roman De maan danst op het erf van de doden op de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) en volgt daarbij maar liefst vier historische personages: de Rotterdamse Fanny Schoonheyt, een jonge communiste die vrijwillig naar het Spaanse front trok, Pablo Neruda, de Chileense dichter die destijds consul was in Barcelona en Parijs, Maruca Reyes, zijn vrouw, en ten slotte Federico García Lorca, de Spaanse dichter die bij het begin van de oorlog werd geëxecuteerd in de buurt van Granada. Bremmer heeft uiteraard research gedaan en de historische feiten zijn correct, maar er vinden nogal wat conversaties plaats die ze zelf uit haar pen heeft laten vloeien en wat gemaakt overkomen. In dat opzicht verschilt De maan danst op het erf van de doden bijvoorbeeld al van George Orwells Saluut aan Catalonië: de Brit was er zelf bij en had zijn informatie uit de eerste hand. Al biedt dat natuurlijk nog geen garantie dat alles ‘waarheidsgetrouw’ is.

Maar het grootste probleem met De maan danst op het erf van de doden is dat het boek ‘te vol’ zit. Het is niet doenbaar om vier historisch belangrijke personages – alleen al over Lorca zijn hele bibliotheken volgeschreven – tot ontwikkeling te laten komen op ongeveer 250 bladzijden. Hagar Peeters beperkte zich in haar roman Malva grotendeels tot het gelijknamige gehandicapte dochtertje van Pablo Neruda, dat overigens ook nog eens terloops ter sprake komt in De maan danst op het erf van de doden. Dat lijkt een betere aanpak, en het is jammer dat Bremmer zich niet heeft geconcentreerd op Fanny Schoonheyt. Die komt in het eerste deel aan bod en is duidelijk het meest levendige personage in dit boek. Over haar valt bovendien nog het meest te vertellen, en Bremmer had best nog wat dieper mogen graven. Wat dreef een jonge Nederlandse communiste om mee te gaan vechten in de Spaanse burgeroorlog? Was zij alles welbeschouwd eigenlijk niet geradicaliseerd? In welk opzicht verschilde ze van jonge mensen die de afgelopen jaren naar Syrië en Irak vertrokken? Net op dat gebied blijft Bremmer jammer genoeg op de vlakte.

Pablo Neruda is natuurlijk een interessant personage, maar de ethische tegenstrijdigheden die hem kenmerkten zijn al vaker beschreven: enerzijds zette hij zich belangeloos in voor Spaanse vluchtelingen en andere stakkers, anderzijds ging hij niet zo netjes om met de vrouwen die zijn levenspad kruisten en liet hij vooral zijn gehandicapte dochter Malva aan haar lot over. Aan het slot komt nog Lorca aan bod. Op een sneltreinvaart wordt hij afgehandeld: zestig bladzijden voor de meest vernieuwende, complexe Spaanse dichter van de twintigste eeuw, die enerzijds zeer sterk gehecht was aan de tradities van zijn land, maar anderzijds door zijn homoseksualiteit en linkse sympathieën botste met de reactionaire krachten. De laatste dagen voor zijn executie in 1936 zijn echter al zo vaak gereconstrueerd dat het mij een raadsel is waarom ze voor dit boek nog eens worden naverteld, en afgezien van enkele details (de maan uit de titel is een vaak voorkomend beeld in Lorca’s poëzie) gaat de auteur helaas niet dieper in op zijn gedichten.

Daan Pieters

Rebekka W.R. Bremmer – De maan danst op het erf van de doden. Querido, Amsterdam. 256 blz. € 18,99.