Jouw schim aan mijn kim

‘Een béétje behoorlijke kunstenaar kan het leven niet aan’, schrijft Nicolien Mizee in Allesverpletterende, het langverwachte derde deel van haar ‘gebundelde faxen’, gericht aan scenarioschrijver Ger Beukenkamp. Een getormenteerde geest kan het leven zwaar en angstaanjagend maken, maar vormt tegelijkertijd de basis van de uitzonderlijkheid. Vertel haar wat. Eenrichtingsfaxverkeer blijkt nog steeds Mizee’s persoonlijke remedie om een intimiderende maatschappij vol loketten en formulieren, onbenaderbare ouders, geestelijke dove en/of homofobe medemensen en veeleisende dansleraren te trotseren.

Nicolien Mizee (Haarlem, 1965), die dit jaar veel succes had met Moord op de moestuin, een geslaagde pastiche op de aloude detective, schrijft in haar werk overwegend over haar eigen leven, waarbij de rol van het fictieve aspect flink kan verschillen. In de faxenboeken schakelt zij bovendien met Reviaans gemak tussen ironie en ernst, wat de aantrekkelijkheid sterk verhoogt, en betrekt je bij haar verhaal met verrassende uitweidingen en terzijdes, soms zelfs op een manier, die je in de waan kan brengen ook over een faxapparaat te beschikken waarop haar boodschappen binnenkomen.

Allesverpletterende begint meteen onstuimig met uiteenlopende kleine filosofische bespiegelingen, onder meer over haar vers verworven inzicht dat afkeer van strijd juist vaak veel strijd tot gevolg heeft. Misschien, zo stelt ze zich voor, wekt die houding wel de razernij van degenen die juist heel erg geïnteresseerd zijn in uitgesproken machtsverhoudingen. Terwijl een vredelievende inzet in haar ogen toch niemand schade berokkent.

Het is een steeds terugkerend aspect in haar vaak heel stellig, maar ook zelfkritisch en humoristisch geformuleerde faxbetogen aan stoïcijnse Ger: waarom laten individuen en instanties de mensen die zich niet geroepen voelen deel te nemen aan de vechtmaatschappij niet veel meer met rust. Het woord basisinkomen valt natuurlijk niet, dat was eind jaren negentig van de vorige eeuw, de periode van dit boek, nog geen veelbesproken thema, maar het maakt haar faxen van destijds wel op een eigen manier urgent.

Die beschouwende benadering van min of meer existentiële thema’s wordt in het middendeel enige tijd losgelaten voor alledaagsere zaken, zoals haar passen op de kinderen van zus An, opvattingen over films en series en de moeizame dagelijkse financiën, maar ook voor terugblikken op haar onmacht om schools te leren. De oorsprong ligt, zoals Mizee vaker vaststelde, waarschijnlijk bij haar ouders, met name haar heerszuchtige en manipulerende moeder, die naar buiten toe altijd mooi weer speelde, maar ook haar vader, die alles wel best vond als hij er maar geen last van had. Ook dit ondertussen bekende Mizee-onderwerp wordt nader uitgewerkt:

Op de een of andere manier is ze erin geslaagd bij mij het idee te doen postvatten dat ik niets was zonder haar. Elke uiting van een eigen wil of een eigen smaak werd namelijk geliquideerd in een meesterlijke combinatie van lacherigheid, verbazing en uitleg over wat ik ‘eigenlijk’ wilde of vond. Daarbij werd dan onmiddellijk, weer met die huilerige stem en wegdraaiende ogen, groepen hoe geweldig en bijzonder ik was.

Veel opvallender in dit derde deel is echter de veelvuldige aanwezigheid van Mizee’s gedachten over religie, die ook wel Reviaanse, want ambigue trekjes vertoont. Tijdens de in dit deel beschreven werkzaamheden aan haar eerste boek, Voor God en sociale dienst (2000), begonnen zaken als de betekenis van eeuwige waarden en houvast voor de aan zijn lot overgelaten moderne mens, voor haar opnieuw te leven:

Hoewel ik nog wel met enige angsten uit het verleden worstel, beschouw ik mezelf tegenwoordig als een gelukkig mens. Ik vraag me weleens af hoe dat gekomen is, wat het verschil is tussen toen en nu. Sta me toe om het God te noemen. God bestaat niet, ik weet het. Maar we richten hem op door ons aan hem te onderwerpen. En naarmate ik dat beter geleerd heb, ben ik gelukkiger geworden. Door je tot God te richten, wordt het leven een terzijde. Dat is voor mij de enige manier om het te leven.

En dan komt Ger (‘Nog altijd ligt jouw schim aan de kim van mijn gedachten’), die hier duidelijk niets mee heeft, natuurlijk weer in beeld als de voor Nicolien ‘meest zichtbare drager van Gods oneindige grootheid’.

Meer dan in de eerste twee fax-delen, lijkt Mizee in deze derde bundel te willen uitleggen en misschien ook wel rechtvaardigen, waarom ze denkt en leeft zoals zij meent dat juist is. Wat de overige mensheid daar verder van vindt is haar om het even, het zijn immers persoonlijke opvattingen en keuzes. Niets meer en niets minder. Uitgedacht met soms wat hulp van anti-paniekpillen of wijze opmerkingen van Yolanda, Het Orakel, maar altijd zonder scrupules, zonder te buigen voor de ‘kretologie van de dogma’s van deze tijd’ en al de ‘zogenaamd gefundeerde meningen van andere mensen’. De hoogsteigen uitkomsten van Nicoliens altijd bezige geest.

André Keikes

Nicolien Mizee – Allesverpletterende, Faxen aan Ger 3. Van Oorschot, Amsterdam. 384 blz. € 24,99.