De Geesten van Yves Petry ontving vorig jaar niet echt juichende kritieken. Het was de eerste roman van Petry na zijn overstap naar Das Mag. Ook de Tzumcast was niet echt positief over het boek tot woede van de auteur: ‘Meer gekakel dan kop, eerlijk gezegd.’

Petry dacht dat het een goed idee was om in zijn roman naamgrapjes op te nemen. Zo komt er een Jeroen Ullings in voor en een zekere Mark Oostermans. Een kleine wraakoefening op de critici Jeroen Vullings en Mark Cloostermans die weleens een kanttekening bij het werk van Petry hadden geplaatst. Cloostermans wilde destijds niet reageren, maar schreef deze week op zijn blog – nadat De Geesten voor geen enkele literaire prijs in aanmerking was gekomen en zelfs de longlist van de Libris Literatuur Prijs niet had gehaald – een stukje vol schadenfreude.

Het lot van de grote auteur raakt me, diep in mijn hart. Ik heb hetzelfde gevoel als toen ik zijn interviews las, waarin hij mij tot vervelens toe aan de schandpaal nagelde: medelijden. Zie hem zwerven, langs de grachten. Het regent en zijn jas is doorweekt. ‘Ik ben een geniaal schrijver!’ schreeuwt hij. Niemand kijkt naar hem: in Amsterdam denkt iedereen dat. ‘Het is de schuld van de marketing! En de kritiek! Vooral van Mark Cloostermans!’ krijst hij, waarna hij onverkochte exemplaren van “De geesten” naar de eenden begint te gooien. Toevallig passerende uitgevers trekken de rand van hun hoed naar beneden en haasten zich voorbij. Ni vu, ni connu, en trouwens ook ni vendu.

Lees het hele stuk hier.