Over leven in Venezuela

We zouden het haast vergeten, maar de huidige coronacrisis stelt al bij al niet zoveel voor in vergelijking met de omstandigheden waarin de Venezolanen al jaren moeten overleven. Vooral in de hoofdstad Caracas valt de elektriciteit voortdurend uit, zijn er gewelddadige straatprotesten en tekorten aan voedsel, medicijnen en medische zorg. Bovendien leeft een groot deel van de bevolking al een groot deel van de tijd de facto in quarantaine: de criminaliteit is er zo gewelddadig dat het zeker na zonsondergang levensgevaarlijk is om je nog op straat te wagen. Het wanbeleid van Hugo Chávez wordt sinds 2013 voortgezet door president Hugo Chávez, die de situatie al evenmin onder controle krijgt.

Karina Sainz Borgo (Caracas, 1982) is een Venezolaanse journaliste die al sinds 2006 in ballingschap in Madrid woont. In een interview in Mondo verklaarde ze dat ze haar roman Nacht in Caracas schreef omdat fictie in tegenstelling tot journalistiek de mogelijkheid biedt om vragen te stellen waar je niet meteen een antwoord op hoeft te formuleren. Dat is een interessant uitgangspunt: een roman bood haar dus de mogelijkheid om over de toestand in haar geboorteland na te denken op een manier die bijvoorbeeld niet mogelijk was met een reportage.

Adelaida Falcón, de hoofdpersoon van het verhaal, is een jonge vrouw die in Caracas, een ‘zieltogende stad’, de begrafenis van haar moeder moet regelen. De begrafenisonderneming betaalt ze met haar laatste briefje van vijftig euro, dat ze maanden eerder op de zwarte markt heeft gekocht. Als gevolg van hyperinflatie is de lokale munt immers zo goed als waardeloos geworden:

Geld nam stedenbouwkundige proporties aan. Je had twee hoge torens bankbiljetten nodig om een fles olie te kopen; soms drie voor een half pond kaas. Wolkenkrabbers zonder waarde; dat was de nationale munteenheid: een flagrante leugen.

De begrafenis zelf kan ook niet in alle rust en sereniteit verlopen: Adelaida moet op haar hoede zijn voor gewapende overvallers in ‘een stad waar zelfs de bloemen worden gestolen’. Het is niet eens een overdrijving van de werkelijke situatie. Op de terugweg kan ze nauwelijks ontkomen aan de Motorrijders voor het Vaderland, een motorbende die protest tegen de Comandante Presidente hardhandig onderdrukt en bij wijze van wederdienst straffeloos mag roven en plunderen. Sainz Borgo beschrijft de straattaferelen zeer beeldend:

Een paar uur later zagen we op tv grote groepen mannen en vrouwen de winkels bestormen. Het leken wel mieren. Woedende insecten. Sommigen renden met hele stukken rundvlees op hun schouder, zonder acht te slaan op het verse bloed dat op hun kleren druppelde. Anderen droegen televisies en huishoudelijke apparaten die ze uit de etalages hadden gehaald, nadat ze eerst met stenen de ruiten hadden ingegooid. Ik zag zelfs een man een piano achter zich aan slepen midden op de Avenida Sucre.

Vrijwel alle personages in dit boek zijn vrouwen, ook de geweldplegers, onder wie ‘de Maarschalk’, een vrouw die onder het mom van de revolutie haar landgenoten besteelt en Adelaida’s appartement inpikt. De enige uitweg die de hoofdpersoon dan nog ziet, bestaat erin om de identiteit van haar dode Spaanse buurvrouw over te nemen…

De thematiek van Nacht in Caracas doet sterk denken aan die van The night van Rodrigo Blanco Calderón, met wie we in 2017 een interview hadden naar aanleiding van zijn optreden op Crossing Border in Den Haag. Beide romans spelen zich af in Caracas, tegen de achtergrond van de mislukte revolutie, maar verschillen overigens hemelsbreed van elkaar. Dat het indrukwekkende The night niet de aandacht kreeg die het verdiende, ligt naast de in het algemeen aanzienlijk afgenomen belangstelling voor Latijns-Amerikaanse literatuur wellicht ook aan het feit dat politiek correcte Europese intelligentsia vaak nogal ongemakkelijk voelen bij linkse dictaturen en misdaden tegen de mensheid.

Nacht in Caracas is een geslaagde roman, stilistisch verre van ondermaats, maar mist misschien iets van de exuberante barok en buitenissige verbeelding die de Latijns-Amerikaanse literatuur groot heeft gemaakt. Voorgangers als García Márquez, Borges of Bolaño schreven boeken die in elk opzicht het tegendeel waren van het zuinige doe-maar-gewoon-dan-doe-je-al-gek-genoeg-proza waar wij zo bekend mee zijn en zondigden complexloos tegen het (hun overigens totaal onbekende) er-staat-geen-woord-te-veel-ideaal. Mocht Sainz Borgo iets minder ingehouden hebben geschreven, nog iets vaker de teugels hebben losgelaten, dan was de roman nog beter geworden. Maar overigens niets dan lof.

Daan Pieters

Karina Sainz Borgo – Nacht in Caracas. Uit het Spaans vertaald door Arie van der Wal. Meulenhoff, Amsterdam, 240 blz. € 19,99.