Recensie: Marjolein Visser – Restmens
Ongezien en ongehoord
Het is een basaal menselijk verlangen gezien en gehoord te worden, niet onopgemerkt te blijven. Dat geldt voor de ‘gelukten’ en gezonden van onze soort, maar niet minder voor hen die met een beperking ter wereld komen of door het noodlot getroffen worden. In Restmens, de intelligente debuutroman van Marjolein Visser, zijn de tot mislukken gedoemde levens van Pim en David te volgen. De eerste is een gevoelige jongen met een verstandelijke beperking, de tweede een veelbelovende jonge wetenschapper – die zich bezighield met onderzoek naar migranten als gedehumaniseerde restcategorie –, wiens leven na een ernstig ongeluk onherstelbaar beschadigd is.
Marjolein Visser, psycholoog en antropoloog, blijft als schrijver in de buurt van haar achtergrond, door de twee personages afwisselend te observeren in hun dagelijks bestaan. Ze doet dat zonder grote effecten na te streven, gewoon met alledaagse ontwikkelingen, die echter voor degenen die er onder deze omstandigheden mee te maken hebben wel vérstrekkende gevolgen hebben.
De vertrekpunten in de levens van Pim en David zijn totaal verschillend. Waar Pim met zijn verstandelijke beperking nauwelijks in de gaten heeft hoe de samenleving in elkaar zit, welke rol zijn ouders, zijn verzorgers en zijn lotgenoten daarin spelen, blijft David ook na zijn ongeluk de intellectueel die juist haarfijn aanvoelt (‘stagnerend revaliderend’) dat er voor hem geen kans meer is op een leven met perspectief. Zijn geest werkt als voorheen, maar zijn lichaam, dat hem ondraaglijk veel pijn doet, is verwoest.
Ze kunnen zeggen dat er geen ongelijkheid is. Dat je door de verpakking heen moet kijken: de mens als mens moet zien. Maar kijk eens met wie ze daten. Ze neuken allemaal schuin naar boven in stand, als ze nuchter zijn tenminste. Vluchtelingen nemen genoegen met onaantrekkelijke witte vrouwen omdat ze zich minder aantrekkelijk voelen dan witte mannen. Ze leggen zich neer bij de gekleurde-bril-motieven, het kwalijknemende, de bodywarmers en de minderwaardigheidscomplexen, omdat ze al blij zijn dat iemand uit dit land ze wil. Je smaak moet meeveranderen met wat je zelf te bieden hebt en dat hangt af van een som van vormpjes die we allemaal kunnen maken. Met ‘behandel de ander als mens’ wordt altijd het gelijkwaardig behandelen van de ander bedoeld, maar als er één ding typisch menselijk is, is het wel ongelijkwaardigheid. We voelen ons beter over onszelf als we anderen als ‘minder’ bestempelen. Dat is wat ons mensen maakt.
Verpakking maakt alles uit.
Pim is het eeuwige kind dat niet zonder zijn ouders kan, al is de relatie tussen deze twee al lang verstoord, die meent dat hij, als hij maar zijn uiterste best doet, eens als ‘normaal’ beoordeeld zal worden. Zwemdiploma A is zijn trots en bewijs van de mogelijkheden. Hij realiseert zich niet dat het hem gegund is, maar geen werkelijke betekenis heeft. Pim’s nietsvermoedende kijk op de wereld heeft hem ertoe gebracht zijn eigen radiostation te bedenken, Pim FM, dat hem in staat stelt zijn gedachten te uiten aan denkbeeldige luisteraars. Het is een effectieve literaire vondst, die Visser gebruikt om de anders vast niet zo spraakzame jongen reliëf te geven. Zijn argeloze godsgeloof, de relatie tot zijn vader en vooral moeder, met wie hij om therapeutische redenen zogenaamd een ‘club’ vormt, tot uiteenlopende medici en vrijwilligster Anneke, het wordt allemaal voorstelbaar gemaakt door zijn uitlatingen tijdens de ‘uitzendingen’.
Deze Anneke, onvermoeibaar en van top tot teen vol goede bedoelingen, maar welbeschouwd weinig effectief, komen we in het parallelle verhaal ook al snel tegen. Ze reddert om David heen, die bijna veertig wordt en daar in zijn nieuwe situatie als een berg tegenop ziet. Niet in de laatste plaats omdat hij onder ogen moet zien dat er van zijn toekomstplannen met vriendin Eefje ook niets meer terecht kan komen.
Eefje, die me die een-na-laatste keer aankeek zoals ze zou kijken naar een groot dier in een kleine stadsdierentuin, beschaamd dat ze haar dagje uit had besteed aan het bekijken van zoveel gevangenschap. Ze werd rood.
‘Je kunt echt aan je zien dat het stukken beter met je gaat,’ zei ze, nog steeds met rode wangen. Ik rook ondertussen mezelf. Ik ruik verdomme mezelf.
‘Stop alsjeblieft met je hulpverlenersstem,’ mompelde ik.
Aangezien David de ontwikkelde van de twee personages is, zijn de fragmenten die over zijn leven gaan het meest uitgewerkt. Ze raken ook meer aan de onoplosbare kern van de dilemma’s die iemand als ‘restmens’ ervaart: het diepe besef dat ook medeleven zijn grenzen kent en daarmee de onafwendbare eenzaamheid.
Marjolein Visser weet ondanks de eenvoudige compositie talrijke, maar slechts zelden aangekaarte aspecten van het leven in zo’n woonomgeving van mensen met een beperking trefzeker te gebruiken. De angsten, twijfels en depressieve gevoelens, de worsteling met de bevoogding, het menselijk tekort dat onvermijdelijk meekomt met de goede bedoelingen, de bureaucratie en de onmogelijkheid in zulke situaties een individu te blijven. Het is bovendien knap hoe ze ondanks de deprimerende thematiek een montere toon heeft weten te behouden, vindingrijk is, en bijwijlen zelfs ontroerend. De kluchtige en overbodige slotzin kan dit mooie debuut gelukkig geen kwaad meer doen.
André Keikes
Marjolein Visser – Restmens. Podium, Amsterdam, 208 blz. € 21.