De mens achter het verhaal

Sander Bax liet in zijn studie De literatuur draait door zien hoe in het gesprek over literatuur steeds meer de nadruk is komen te liggen op wat echt is gebeurd in het leven van een schrijver. Het bespreken van een roman als kunstwerk, als literair artefact op zich, is uit. De focus ligt op het persoonlijke leven van de auteur. Veel schrijvers maken dankbaar gebruik van deze tijdgeest. Ze dikken hun persoonlijke leed, hun particuliere verhaal aan in de media, in de hoop op meer lezers, meer bekendheid, meer verkoop.

Tynke Hiemstra leunt voor haar debuutroman zo zwaar op haar eigen levensverhaal, dat je je kunt afvragen of het werk op eigen benen kan staan. Rook gaat over een gezin dat via de krant een beschuldiging over grensoverschrijdend gedrag van Wolf, de pater familias, verneemt. Dat is Hiemstra’s gezin drie jaar geleden ook overkomen: haar man werd beschuldigd van een onprofessionele toenaderingspoging in een professionele context. Zo zijn er meer parallellen te trekken. Sommige brengt Hiemstra bewust aan: de opdracht voor in het boek voor haar zoon en dochter is de letterlijke tekst die hoofdpersoon Merel al op pagina 44 uitspreekt. Dat trekt de lezer steeds uit het verhaal, omdat het aanzet tot speculeren over wat van het verhaal ‘echt is gebeurd’. Maar een roman moet waar en waarachtig kunnen zijn zonder de autobiografische context van een schrijver.

Via het perspectief van drie leden uit dit gezin van vier onderzoekt Hiemstra hoe het ook had kunnen lopen. Waar zij in haar leven met haar gezin juist sterker uit deze crisis is gekomen (zoals ze vertelt op 8 oktober bij NPO Radio 1 bij Stax & Toine), valt het vierkoppige gezin van Merel en Wolf uit elkaar. Al in het perspectief komt de eilandvorming terug: we volgen Merel, Wolf en hun jonge zoontje Bram. Ze drijven steeds verder van elkaar af. Hiemstra heeft het verhaal opgedeeld in de klassieke stadia van rouwverwerking: ontkenning, woede, onderhandelen, depressie, aanvaarding; gevolgd door het korte deel met de titel ‘Repeat’.

Niet alleen de indeling is bij deze thematiek nogal uitgekauwd, ook de psychologisering van de personages blijft in stereotyperingen hangen. Merel en Wolf zijn gelukkig getrouwd, hebben twee zoons, Bram en Jonas, en allebei een baan waar ze vervulling in vinden. Merel is sterk, veerkrachtig en als therapeute altijd bezig met het oplossen van problemen van anderen. Wolf is toneelspeler. Hij is geen natuurtalent, maar moet ervoor zwoegen. Als typische flirt vindt hij het prettig als sommige dingen onuitgesproken blijven. Beider beroepen zijn zo passend bij de rollen die ze moeten spelen dat een schrijver juist daar een spel mee te spelen heeft. Maar we leren Wolf, Merel en Bram niet eens echt kennen. Dus laat staan dat hun dilemma het onze wordt of dat deze roman de implicaties van overhaaste #metoobeschuldigingen onderzoekt.

Rook draait in een sneltreinvaart het proces van verwerken af, vanaf het moment dat Wolf aan de schandpaal is genageld. Het verhaal was gebaat geweest bij meer tijdverdichting op cruciale momenten, zodat identificatie met de personages mogelijk zou zijn. Nu hebben we alles te slikken als zoete koek vanuit een psychologisering van de koude grond. Als Merel twijfelt over hoe ze met het advies van hun advocaat moeten omgaan, wordt ons verteld hoe zij en Wolf zich voelen:

Maar vechten kost geld. Geld dat ze niet hebben. En energie, ook dat, en ze zijn zo moe, zo verschrikkelijk moegestreden. Ze zullen wederom de verstandige keuze moeten maken.

De lezer overvalt metaalmoeheid voor de psychologische prietpraat die vooral uit Merels mond komt. Haar woede, haar radeloosheid, haar onvermogen, ze zijn niet invoelbaar, omdat ze ons worden meegedeeld:

Het heeft een aantal jaar geduurd voordat Wolf en zij een evenwicht vonden tussen haar wil om dingen te verbeteren en zijn behoefte aan stabiliteit. Toen ze elkaar op hun zeventiende, tijdens hun bijbaantje in de bioscoop, leerden kennen, lachten hun vrienden hém uit omdat zij de broek aanhad en háár omdat hij vervolgens niet luisterde.

De literaire fictie is de grote verliezer. Een aanleiding die uit het leven gegrepen is, levert niet per definitie geloofwaardige, authentieke, echte literatuur op. Rook ontstijgt de aanleiding voor de roman niet en roept eigenlijk alleen maar meer vragen op over wat er nu echt is gebeurd, drie jaar geleden, met de man van Tynke Hiemstra. De roman houdt daarmee paradoxaal genoeg zelf in stand waar het zich qua thematiek tegen verzet: ongenuanceerde verhalen in media die geen oog hebben voor de mens achter het verhaal.

Miriam Piters

Tynke Hiemstra – Rook. Orlando, Amsterdam, 256 blz. € 21,50.