Meedogenloze historische roman die dwingt tot doorlezen

Het stadswapen van Antwerpen wordt traditioneel gestut door twee figuren, een Wildeman en een Wildevrouw, beide voorzien van een knots en met een verhullende bladertooi rond de heupen en op het hoofd. De roman Wildevrouw van Jeroen Olyslaegers kent eenzelfde ondersteuning, de twee delen heten respectievelijk ‘Wildeman’ en ‘Wildevrouw’.

Het verhaal draait om Beer, een Antwerpse herbergier die tien jaar eerder naar Amsterdam is gevlucht en daar nu zijn herberg heeft in de deftige Warmoesstraat. In Antwerpen was hij een Wildeman, lid van een vriendengroep die zich als wildemannen kleedde bij hun gezamenlijke bijeenkomsten. Het was een onschuldig genootschap, heel anders dan de ‘Familie’, waar Beer nolens volens ook bij betrokken raakt. Deze groep van vooraanstaande handelslui en notabelen lijven Beer vooral in, opdat ze in zijn herberg kunnen samenkomen en er hun gevaarlijke boeken in de kelder kunnen opslaan.

De Engelse humanist John Dee, filosoof, wiskundige en adviseur van koningin Elizabeth, die ook werkelijk enige tijd in Antwerpen verbleef, schrijft in de herberg van Beer een van zijn belangrijke werken. En de schilder Pieter Bruegel, in de stad gemeenzaam bekend als Pierre den Drol zo lezen we, speelt eveneens een rol, net als zijn schilderij De Dulle Griet.

Op een dag arriveert er een schip in de haven dat als enige terugkeert van een mislukte expeditie om langs het noordwesten China en Indië te bereiken. Als buit heeft het een in bont gehulde vrouw en haar jonge dochtertje bij zich, de Wildevrouw. Omdat de stadsbewoners het bont voor een harige huid aanzien, beschouwen zij de twee als halve dieren. Ook dit tweetal krijgt een plaats in de herberg, vooral als bezienswaardigheid. Ze zitten achter slot en grendel en worden iedere dag met rauwe vis gevoerd, want dat eten die beesten nou eenmaal.

Ze werden in het holst van de nacht met een kar gebracht waarover een zeil was gespannen. Margreet had de bovenkamer vrijgemaakt. Het bed hadden we er samen uitgehaald.
‘Ze maken in feite een nest,’ had ik haar gezegd. ‘Dus misschien moeten we wat oude dekens in een hoek leggen…’
‘Ge zijt zot, echt zo zot als wat,’ mopperde Margreet, maar ze kon nauwelijks haar nieuwsgierigheid bedwingen. Ik kan me niet meer herinneren hoe we hen naar boven hebben geholpen. Enkel die blik van Margreet kan ik me nog voor de geest halen. Zij die op alles commentaar had, zei bij hun aankomst helemaal niks. Net als ik wist ze niet wat ze zag.
Toen ik de deur op slot deed, vond ze haar woorden terug.
‘Wat geeft ge hun te eten?’ fluisterde ze terwijl ze naar de deur keek.
‘Hebt ge dat niet geroken? Ze eten rauwe vis.’

Als de politieke en godsdienstige verwikkelingen de stad verdelen en uitmonden in de Beeldenstorm van 1566, staan de talrijke partijen onverzettelijk, soms gewelddadig en steeds onoverzichtelijker tegenover elkaar. In dit spel met onbekende spelers wordt Beer vermalen en tenslotte verraden. Hij ontvlucht de stad samen met de wildevrouw en haar kind.

Tien jaar later vertelt hij in Amsterdam zijn verhaal, aangevuld met verhalen van na zijn vertrek, die hij te horen krijgt van latere vluchtelingen die hem in zijn nieuwe herberg bezoeken. Zo hoort hij dat het in Antwerpen alleen maar slechter geworden is, met als wreedste dieptepunt de Spaanse Furie waarbij in het najaar van 1575 muitende soldaten drie dagen lang plunderend, verkrachtend, moordend en brandstichtend door de stad trokken met naar schatting zevenduizend doden als gevolg.

Beer vertelt zijn verhaal trouwens niet aan de lezer, maar aan God. Alleen in de laatste bladzijden richt hij zich tot Marie, de inmiddels ongeveer achttienjarige dochter van de wildevrouw. Samen met Marie drijft hij zijn Amsterdamse herberg.

De taal in Wildevrouw is die van Beer, die zijn verhaal ongekunsteld en onverbloemd de wereld in slingert. Het is een taal die de lezer van het begin af overweldigt en meesleurt in de gebeurtenissen. De vraag wat er nou toch precies met die wildevrouw is gebeurd na de vlucht uit Antwerpen, geeft de roman een extra suspense-laag die noopt tot dóórlezen. De zestiende-eeuwse geschiedenis doet de rest.

Jan de Jong

Jeroen Olyslaegers – Wildevrouw. De Bezige Bij, Amsterdam. 416 blz. € 26,99.

Lees ook de recensie van Coen Peppelenbos over dit boek.