Een dubbelportret

Karel en Josef Čapek, vaak aangeduid als de gebroeders Čapek, waren twee prominente kunstenaars uit het Interbellum. Karel (*1890) ontwikkelde zich met een breed oeuvre tot romanschrijver, maar had ontegenzeggelijk ook talent voor tekenen. Oorspronkelijk wilde hij zelfs aan de kunstacademie studeren. Josef (*1887) legde zich toe op de schilderkunst, was een prominent kubist en een begenadigd tekenaar, maar schreef ook romans en verhalen, in het begin zelfs samen met zijn jongere broer.

Karel, de democraat in hart en nieren, overleed op eerste kerstdag 1938 aan een longoedeem, terwijl hij ontredderd was door het dreigende gevaar van het nationaalsocialisme in buurland Groot-Duitsland dat het voortbestaan van zijn geliefde republiek Tsjechoslowakije torpedeerde. Josef, linkser georiënteerd, werd in de oorlog opgepakt en gedeporteerd naar Bergen-Belsen, waar hij kort voor de bevrijding in 1945 moet zijn overleden. Zijn lichaam is echter nooit teruggevonden.

Naast toneelstukken, verhalen en romans, die het hoofdbestanddeel van Karel Čapeks oeuvre vormen, schreef hij ook voor de krant. Hij was redacteur van Lidové noviny (Volkskrant) en publiceerde hierin vele columns, feuilletons en reisverhalen, die later in boekvorm verschenen. Sommige illustreerde hij zelf (reisverhalen naar Scandinavië, Spanje, Engeland en Nederland). Je zou dit als randwerk kunnen beschouwen, als parafernalia, ware het niet dat de authentieke meester zich ook hierin zeer herkenbaar laat kennen.

Dit geldt bij voorbeeld voor zijn verhalen over zijn huisdieren, die een van zijn hobby’s waren, naast bij voorbeeld fotograferen en tuinieren. In 1933 verscheen in boekvorm Dášenka, dat recent als Dasja bij Voetnoot verscheen in de prachtige vertaling van Edgar de Bruin. Karel Čapek had het zelf geïllustreerd, ook al verraden enkele fraaie tekeningen de hand van zijn broer Josef. Dasja was een van de honden (een foxterriër) en poezen die Čapek thuis verzorgde en die hij minutieus en met een groot inlevingsvermogen observeerde. Niet alleen vertelde hij humoristische over Dasja (en zelfs vertelde hij verhaaltjes aan Dasja zelf), tekende hij haar in alle mogelijke situaties en houdingen, maar hij fotografeerde haar ook. Zo probeerde hij fotografie binnen het domein van de literatuur te krijgen. Het boek zou op deze wijze zowel bij kinderen als volwassenen in de smaak vallen.

De hond Dasja komt niet voor in het erna geschreven boekje Pudlenka (wel haar moeder Iris). Als je net Dasja hebt gelezen, zou je denken dat Pudlenka een andere hond van Čapek was. Mispoes, Pudlenka klinkt als poedeltje, maar is een kat. Denk je nu dat dit hoofdpersonage vanaf het begin in het middelpunt van de vertelling zou staan, mispoes. Pudlenka-de-poes blijft voorlopig op de achtergrond totdat de schrijver horendol wordt van al zijn keffertjes, van Minda, Iris en die zeelt B’s en C’s. Deze teefjes blijven maar jonkies baren en het wordt steeds lastiger een bestemming voor ze te vinden, waarbij een leugentje om bestwil niet geschuwd wordt.

Vanaf hoofdstuk vijf komt Pudlenka-de-poes pas echt op de proppen. Deze merkwaardige constructie heeft alles te maken met het feit dat Pudlenka waarschijnlijk een combinatie is van twee series feuilletons. De eerste en oudste staat vermeld in de ondertitel van het boek: ‘Of… ik had een hond en een kat’ en de tweede met als hoofdtitel Pudlenka. Vandaar die aanvankelijke voorrang voor de hondenverhalen. Bij navraag bij de vertaler bleek dit te kloppen. Hijzelf is van de postuum samengevoegde tekst uitgegaan van 1999, die inmiddels alweer enkele drukken verder is.

Net als in Dasja blijkt Čapek over een enorm inlevingsvermogen in ‘de ander’ te beschikken, of het nu om een hond of poes gaat. Hij beschrijft en analyseert hun gedrag, weet wat er in die koppies omgaat en, omgekeerd, soms weten ook de hond of poes wat er in bepaalde situaties in zijn koppie omgaat, zodat ‘we’ met onze eigen hebbelijkheden en onhebbelijkheden worden geconfronteerd vanuit het perspectief van de ander. Dit bespiegelen en spiegelen vanuit verschillende hoeken is een van de voor Čapek kenmerkende literaire methoden die we ook in zijn hoofdwerk tegenkomen. Was Dasja geschreven voor kinderen en volwassenen, bij Pudlenka is het omgekeerd: misschien voor kinderen, maar eerder voor volwassenen, die zowel het gedrag van de huisdieren als dat van hun baasjes gemakkelijk bij zichzelf of in hun omgeving zullen herkennen.

Tot slot iets over de fraaie vormgeving van beide boekjes. Ze zijn gedrukt op glanzend dik papier en rijkelijk voorzien van illustraties, die op zich weer ingebed zijn in de bijzondere vormgeving en belettering van Henrik Barends. In Dasja krijgen de begeleidende krabbels soms nog wat weinig ruimte op de bladspiegel, maar in Pudlenka komen alle illustraties volledig tot hun recht en is het een lust voor het oog om Josef Čapeks uitbeeldingen van Karels verhalen te zien. Beide broers waren zo op elkaar afgestemd dat er een Siamese twee-eenheid ontstaat tussen het vertelde en uitgebeelde.

Kees Mercks

Karel Čapek- Dasja. Uit het Tsjechisch vertaald door Edgar de Bruin. Tekst, tekeningen en foto’s van Karel Čapek. Voetnoot, Antwerpen. € 18,-.
Karel Čapek – Pudlenka of… ik had een hond en een kat. Uit het Tsjechisch vertaald door Edgar de Bruin. Tekeningen van Josef Čapek en foto’s van Karel Čapek. Voetnoot, Antwerpen. € 20,-.