Wie corrigeert Gerard Reve?

Het zal weinigen zijn ontgaan dat Gerard Reve, de Nederlandse volksschrijver, zestig jaar is geworden [14 december 1983]. Bij Elsevier verscheen het plaatjesboek Albvm Gerard Reve, uitgeverij Reflex liet het eerste Reve-jaarboek het licht zien en Van Oorschot vierde het feest mee met een speciaal nummer van Tirade (nr. 289) en jubileumedities van de klassieke brievenboeken uit 1963 en 1966 Op weg naar het einde en Nader tot U.

Beide bundels, waarvan de eerste drukken antiquarische waarde hebben, werden, nu er van elk 100.000 exemplaren werden verkocht, geheel opnieuw gezet, gedrukt op fraai gevergeerd papier en gebonden in het fijnste linnen. Ze zien er inderdaad schitterend uit, zoals zoveel boeken van Van Oorschot, die met de grootste zorg omringd werden uitgegeven.

Maar wat is dat? De lezer die voor de zoveelste maal de ‘Brief uit Edinburgh’ begint te herlezen, stuit al spoedig op een zetfout. Oei! Nou ja, denkt die lezer nog, één zetfout: daardoor wordt de tekst niet minder prachtig en de uitvoering niet minder fraai. Leest hij verder: ‘Brief uit Amsterdam’, ‘Brief uit Camden Town’…, de ene zetfout stapelt zich op de andere. Er staat ‘door’ als er ‘dood’ moet staan, ‘met’ als er ‘men’ moet staan, zelfs ‘ik wordt’… etc. Kleine, maar niettemin storende zetfouten die opvallen óók als men ter vergelijking niet voortdurend een foutloze tekst raadpleegt. Men moet toch wel een uitermate blind paard wezen wil men bij de correctie die dingen over het hoofd zien.

De vraag dringt zich nu op: wie zijn schuld is het dat deze jubileumedities wemelen van de ongerechtigheden? Die van de uitgever? Onder zijn verantwoordelijkheid is, hoe dan ook, het werk verschenen. Had de schrijver zelf geen tijd of geen zin om het te corrigeren, dan had de uitgever dat karweitje op zijn schouders moeten nemen om het vervolgens grondig te klaren.

Overigens herinner ik me dat de eerste druk van Oud en Eenzaam (verschenen bij Elsevier) ook in hoge mate werd ontsierd door zetfouten. Ik heb nooit gecontroleerd of ze in latere drukken werden verbeterd; voor het lijstje met fouten en vindplaatsen dat ik indertijd publiceerde, heb ik in elk geval nooit het geringste bedankje gekregen, maar goed: daar ging het mij niet om. Het gaat erom, dat uitgevers niet aan journalisten moeten overlaten hun boeken te corrigeren, ook al is de schrijver te beroerd om naar zijn eigen werk om te kijken. Dat laatste is tenminste licht de indruk die ontstaat.

Interessant wellicht voor Sjaak Hubregtse, die in Optima, een nieuw tijdschrift dat zich ‘cahier voor literatuur en boekwezen’ noemt en wordt uitgegeven door Joost Nijsen, in twee afleveringen de relatie van Gerard Reve met zijn uitgevers behandelt. Hubregtse klaagt er al over dat je bij oudere exemplaren van Op weg naar het einde niet zo maar kunt zien om welke druk het gaat omdat elke drukvermelding ontbreekt. (Van Oorschot vorige week in een interview: ‘Daar interesseerde ik me niet voor.’)

Hij vergelijkt voorts de laatste bladzijde van de laatste druk van Werther Nieland met die in de eerste druk en constateert dat de alinea-indeling is gewijzigd, een hele zin van plaats is veranderd, een spelfout is ingeslopen, een woord en een komma zijn weggelaten, en dat alles in het bestek van nog geen vijfentwintig regels.

Opmerkelijk is ook dat tot 1972, toen De avonden bij Athenaeum-Polak & Van Gennep in een opnieuw gezette luxe jubileumeditie verscheen, in de paperbackuitgave van De Bezige Bij niet minder dan 128 fouten bleken te zijn geslopen!

Bekommerde en bekommert Gerard Reve zich dan niet om het welzijn van zijn teksten? Kon en kan het hem dan niet schelen dat ze verminkt in boeken terecht komen die ook nog een feesteditie heten te zijn? En is er dan niemand die Gerard Reve, een van de grootste schrijvers die de Nederlandse literatuur heeft voortgebracht, tegen zijn eigen slordigheid in bescherming neemt?

Nu is het net of je de verjaardag viert van iemand wiens overhemd onder de wijnvlekken zit, wiens kin besmeurd is met etensresten, wiens broek vettig glimt. Van iemand die zich haast nooit wast en dus enigszins riekt. Van iemand, kortom, die niet voor zichzelf kan zorgen.

Frank van Dijl

Deze recensie verscheen op 31 december 1983 (als column) in Het Vrije Volk.