‘wankelt de taal op de tong’

De 85-jarige dichter Jozef Deleu mag als eerste de nieuwe prijs van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren, de Taalpenning, in ontvangst nemen, vanwege zijn uitzonderlijke verdiensten voor de Nederlandse taal. Zojuist is van zijn hand ook een nieuwe bundel miniaturen verschenen: het paard van mijn vader. De bundel is met zorg vormgegeven, in herfstkleur. Waar het blad bruin is, zijn de letters wit, en andersom. De vorm van de inhoudsopgave lijkt op twee verschillende, bladerloze bomen naast elkaar, de vorm volgt de willekeur van het aantal gecentreerde letters van de woorden, en maakt taal daarmee tot iets bijna tastbaars. Hoezeer de bundel in vorm ook de grilligheid van de natuur uitstraalt, de miniaturen zijn gerangschikt volgens hun eigen, ‘talige’ volgorde, namelijk de alfabetische, en bestaan allemaal uit zeven regels, het getal van de volheid, met steeds een kleine uitsparing voor de laatste twee regels.

Omdat deze poëzie zo uitgebeend is, hooguit vijftien woorden per gedicht, vraagt zij om vertraging. Elk woord heeft niet alleen gewicht, in klank en ritme, maar ook in verschillende betekenissen. Alle miniaturen zijn op verschillende manieren te lezen, waardoor de bundel veel meer miniaturen bevat dan je op het eerste gezicht zou denken.

Adviezen zijn vaak eenduidige boodschappen en daarom niet altijd welkom. Met dit advies kun je echter talloze kanten op. Het ‘fluister het de bomen’ en ‘zeg het de paarden’ doen denken aan het bekende gedicht van Andreus ‘Wanneer ik morgen doodga’. Daardoor krijgt het gedicht meteen een kwetsbaarheid mee, omdat Andreus op de achtergrond meezingt dat je een tere boodschap aan de natuur kunt meegeven of desnoods aan een kind, maar niet aan de volwassen mens, omdat die het niet zal begrijpen. Je kunt ‘fluister het’ en ‘zeg het’ echter ook loskoppelen, waardoor de ander of de lezer het advies krijgt om de dichter na te spreken: de bomen, de paarden. Op die manier tover je met de taal in je verbeelding de bomen, de paarden. Je ziet ze voor je.

Ook het ‘blijf’ kan een advies aan de ander of lezer zijn, maar tegelijkertijd kan het zijn wat je tegen de bomen zou moeten fluisteren en tegen de paarden zou moeten zeggen. Dat ‘blijf’ heeft iets aandoenlijks. Je wilt dat de ander blijft, of dat de paarden en bomen blijven, terwijl je weet dat ze niet altijd zullen blijven. Juist het blijven roept daarom vergankelijkheid op, zoals de woorden en beelden in het gedicht ook voorbij gaan, als het gedicht afgelopen is. De witregel verlengt het blijven voor even en dan blijkt dat je ‘blijf’ ook aan ‘overeind’ kunt koppelen: je moet niet alleen blijven, maar ook overeind blijven, in allenigheid. Dat laatste woord is op zichzelf ook meerduidig: in alle lenigheid. Dat is wat je de ander kunt toewensen: dat hij overeind blijft, in goede gezondheid, in staat tot enige lenigheid. Het betekent daarnaast ‘het alleen zijn’. Ook dat is wat je een ander kunt toewensen: blijf overeind in je eenzaamheid. Die laatste boodschap is overigens opnieuw dubbelzinnig. Je kunt overeind blijven, ondanks dat je eenzaam bent, alsof je je tegen die eenzaamheid zou moeten wapenen. Het kan echter ook een aanmoediging zijn om een individu te blijven, standvastig in je eigenheid.

Dit is maar een voorbeeld van hoe je in deze miniaturen kunt verdwalen. Steeds zie je weer een nieuwe betekenis, omdat de woorden zo veel ruimte hebben op de bladzijde dat ze zich aan verschillende andere woorden kunnen hechten. ‘woorden zijn / versleten’, schrijft de dichter, maar tegelijkertijd laat hij zien hoe hij, door die woorden als in een ‘vitrine’ uit te stallen, weer nieuwe betekenissen geeft. Ja, we hebben geen zekerheden meer, vaste betekenissen waar we op kunnen vertrouwen – ‘zekerheden / ontheemd’ – maar dat maakt dat het creatieve proces opgang gebracht wordt en dan is er zoveel mogelijk, dat het geen enkel probleem blijkt dat die woorden versleten zijn.

De bundel bezint op het einde, op de herfst van het leven, op het verlangen dat blijft bestaan zolang de mens blijft leven, maar ook op maatschappelijke thema’s als de migrant, standbeelden die zich blootwoelen en schaamte laten zien, het universum, de seizoenen. Steeds opnieuw word je subtiel uitgenodigd langs de trap van de taal de verbeelding te proeven, en zo is Deleu ook in zijn miniaturen ambassadeur van de poëzie:

Dietske Geerlings

Jozef Deleu – Het paard van mijn vader. Poëziecentrum, Gent. 48 blz. € 19,-.