Deze bespreking van De steen der wijzen komt uit 1983.

Sprookjes doen het niet meer

De nieuwste verhalenbundel van J.M.A. Biesheuvel, De steen der wijzen, bevat weinig nieuws in vergelijking met zijn vorige, De bruid evenals deze
weer veel leek op die van dáárvoor, Duizend vlinders. Zelf vind ik dat niet zo erg. Wie toch al goed schrijft, hoeft zich wat mij betreft niet zo nodig te vernieuwen. Wel vind ik dat Biesheuvel er zo langzamerhand goed aan zou doen de frequentie van zijn publicaties wat te matigen. Zijn verhalenbundels bevatten naast de steevaste hoogtepunten wat al te vaak en in toenemende mate niemendalletjes. Van de dertien verhalen in De steen der wijzen bijvoorbeeld, zou ik zonder bezwaar zeker de helft hebben kunnen missen.

Biesheuvel is op zijn best in zijn langere verhalen, verhalen waarin hij zichzelf de ruimte gunt grillige zijpaden te bewandelen, een loopje te nemen met de gekozen verhaallijn om uiteindelijk toch weer terecht te komen op waar hij mee begonnen was. Het zijn die verhalen waarin hij afwisselend sentimenteel, humoristisch, anekdotisch, romantisch, naïef, grotesk en vaak nog een heleboel meer is.

Ook in De steen der wijzen zijn daar weer voorbeelden van te vinden. Heel fraai is bijvoorbeeld het titelverhaal, dat over twee broers handelt, van wie de een, Karl, een en al goedheid is, en de ander, Niels, de volkomen slechtheid vertegenwoordigt (‘Vlieg ten hemel, krijg de rambam, krijg de ziekte achter je lever, krijg een schaduw achter je hart, halleluja! godverdomme!’). Karl vindt in het verhaal via veel omwegen de steen der wijzen: een eitje waarin zich vijf korrels bevinden. Wie de eerste vier consumeert, kan niet alleen alles ruiken, maar ook prachtig schilderen, componeren en schrijven. De laatste staat voor goddelijke almacht. Karl eet de eerste vier korrels, maar uiteraard is het de slechte Niels, die de vijfde te pakken krijgt. Hij hoeft nu maar iets te zeggen (‘Krijg allemaal de pleuris’) of het gebeurt. Wereldoorlogen zijn het gevolg.

De manier waarop Biesheuvel in dit verhaal (en in vele andere uit vorige bundels) goed en kwaad tegenover elkaar zet, lijkt op die van het sprookje: goed is volkomen goed en slecht volkomen slecht. Maar tegelijkertijd zijn we hier wel heel ver verwijderd van de werelden van Andersen en Moeder de Gans. Joyce, Kafka en Beckett hebben hun werk gedaan, ook bij Biesheuvel. De wereld is niet meer te beschrijven door middel van een sprookje, een streekroman of een idylle. In zijn beste verhalen laat Biesheuvel zien wat er gebeurt als je dat toch probeert. Er ontstaat een vertelling die hier en daar weliswaar nog herinneringen oproept aan een sprookje, maar verder talloze naden en kieren vertoont waardoor de chaotische werkelijkheid naar binnen puilt. Een prachtig voorbeeld hiervan is ook het verhaal ‘De zoon’ dat begint als een traditionele kerstvertelling: bejaarde vader en moeder wachten met smart op de thuiskomst van hun trouweloze, ondankbare, studerende zoon. Biesheuvel laat dit verhaal echter op alle mogelijke manieren ontsporen. Het loopt niet alleen niet goed af, maar ondergaat gaandeweg de wildste koersveranderingen veranderingen.

Lang niet alle verhalen in deze bundel zijn echter van dit niveau. ‘Wantrouwen’, ‘De goudvis’ en ‘Hassan’ bijvoorbeeld zijn uiterst melige vertelsels waarin Biesheuvel op een gemakzuchtige manier voortborduurt op al eerder gebruikte thema’s. En helaas heeft dit soort verhalen in De steen der wijzen de overhand.

Everhard Huizing

J.M.A. Biesheuvel – De steen der wijzen. Meulenhoff.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden 26 september 1983.