Wederom is ons een groot auteur ontvallen: Marga Minco (geboren als Sara Menco), auteur van onder andere Het bittere kruid  (1957), is maandag op 103-jarige leeftijd overleden. Ze is reeds in besloten kring begraven. Minco, getekend door de Tweede Wereldoorlog waarin haar vader, moeder, broer en zus vermoord werden na deportatie door de nazi’s, schreef uiteraard veel over (de nasleep van) de Duitse bezetting. In 1986 verscheen De glazen brug als Boekenweekgeschenk. Ze ontving in 2005 de Constantijn Huygensprijs en in 2019 de P.C Hooftprijs voor haar oeuvre. De jury oordeelde toen:

‘De romans en verhalen van Marga Minco geven vorm aan existentiële ervaringen als angst, schuldgevoel, eenzaamheid en een diep maar nauwelijks te verwoorden verlangen naar geborgenheid. Zonder te psychologiseren, zonder pathetiek of pretentie, maakt zij een ondoorgrondelijke werkelijkheid invoelbaar en voorstelbaar.’

Het was een pijnlijke bijkomstigheid dat de voorzitter van het bestuur, Gillis Dorleijn, een kleinzoon bleek te zijn van de mensen die de spullen van de familie van Minco hadden toegeëigend. In het klassieke verhaal ‘Het adres’ heten deze ‘bewariërs’ Dorling. In een speciale uitgave van ‘Het adres’ staat zowel een achtergrondverhaal van Jessica Voeten, dochter van Minco, als een stuk van de tot die tijd onwetende Dorleijn.

Het bittere kruid, haar debuut, is haar meest gelezen boek en is voor een groot deel een gefictionaliseerde versie van haar eigen ervaringen. Dat leidde bij de verfilming ervan tot grote problemen: Minco spande zelfs een kort geding aan tegen de makers. Het grootste bezwaar van Minco tegen de film, was de vriendschap die de hoofdpersoon Sara in de film heeft met de dochter en de zoon van een NSB-er. Minco noemde de verfilming van haar boek een verminking van haar werk.

Vorig jaar kwam Het bittere kruid weer vol in de schijnwerpers te staan nadat de directeur van het CPNB opmerkte dat dit boek het leesplezier er vakkundig uit ramt bij de onervaren jeugdige lezer. De verontwaardiging in de literaire wereld die daarop volgde toonde des te meer Minco’s formidabele nalatenschap als schrijver aan. In een interview door Ischa Meijer zei ze over haar succes op scholen:

Het bittere kruid is en wordt zeer veel gelezen op middelbare scholen, ook omdat het zo’n lekker dun boekje is – tenminste, dat hebben een paar leerlingen ooit eens gezegd. En die uitspraak is vervolgens een geheel eigen leven gaan leiden. Nu was er laatst iemand bezig met een studie over vrouwelijke literatoren uit de jaren vijftig. Vrouwen zijn anders dan mannen – kénnelijk. Enfin, die journaliste beschreef ook mijn carrière, en ze begon met de opmerking dat Het bittere kruid zoveel gelezen wordt omdat het zo’n lekker dun boekje is. Toen ben ik toch zo ontzettend kwaad geworden. Want al was het zo, so what! Er zijn zo veel dunne boekjes geschreven. Dat heeft er toch niets mee te maken! Ik heb die vrouw opgebeld, en gezegd dat Het bittere kruid in vijftien talen verschenen is, dat er binnenkort een Penguin-editie van verschijnt, en dat dit succes niets te maken heeft met de omstandigheid dat het zo’n lekker dun boekje is! Denk ik!

Het bittere kruid eindigde in de canonenquête van vorig jaar op plek 37.

Alhoewel Minco elke dag schreef, publiceerde ze weinig. Aan Jan Brokken vertelde ze in 1979:

Omdat schrijven iets anders is dan publiceren. Schrijven is voor mij een gewoonte. Maar veel van wat ik schrijf vind ik de moeite van het publiceren niet waard. Als je iets publiceert, moet je er voor de volle honderd procent achter staan. Andere mensen mogen het boek slecht vinden, jij zelf moet er tevreden over zijn. Ik ben niet gauw tevreden op dat punt.

De overlijdensadvertentie is meteen een huiveringwekkende getuigenis: