Over de worsteling van iedereen

Taal is best makkelijk. Voor een goed gebruik hoef je alleen maar aan een paar simpele voorwaarden te voldoen. Zo is het bijvoorbeeld wel handig als je een native speaker bent. Ook een vwo-diploma kan erg helpen. Verder moet je je natuurlijk verre van allerlei beperkende lichamelijke en geestelijke ongemakken houden. En je moet je ook niet te veel door allerlei sociale of financiële zorgen laten afleiden. O ja, je moet ook nog goed uitkijken met oversteken, want een ongeluk kan je taalvermogen zo maar ernstige schade toebrengen. Maar als je deze zaakjes netjes afgevinkt hebt, hoeft niets je mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid meer in de weg te staan.

Dichter Erik Jan Harmens (1970) is zo’n vwo’er. Hij was in 2002 de eerste Poetry Slam-kampioen van Nederland en publiceerde daarna verschillende romans en dichtbundels. Een man, kortom, die zo maar op iemand lijkt die bovengenoemde vinkjes genoegzaam heeft verzameld. Maar er werd in 2019 wel autisme bij hem vastgesteld. ‘Met dat label in de hand probeert hij weer aansluiting te vinden bij de wereld. Dit lukt vaker niet dan wel en daarover gaan deze intense, kraakheldere gedichten,’ aldus de achterflap van zijn jongste bundel De man die blauw werd. Er staan gedichten in die keurig passen in de oppervlakkige kennis die leken van autisme hebben.

want jullie zeggen dingen
die jullie niet letterlijk bedoelen

zoals: je kunt me altijd bellen
of: ik zal je nooit vergeten

alleen is altijd
niet altijd altijd

en nooit is
nooit echt nooit

maar als jullie het
niet letterlijk bedoelen

hoe bedoelen jullie het dan

Het is een probleem waar, behalve mensen als Harmens, ook leerlingen met taalachterstanden mee worstelen, bijvoorbeeld omdat Nederlands nog een gloednieuwe taal voor hen is. Het is bovendien voor een buitenstaander heel herkenbaar en duidelijk. Het is zelfs zo duidelijk dat je je af kunt vragen of dit wel echte poëzie is. Veel meer dan wat er staat lijkt er immers niet te staan. Het gedicht bevestigt een (voor)oordeel en dat is dat. Het is een van de realistische, eenduidige gedichten uit de bundel die de lezer bij de hand nemen. Maar die hand leidt je vervolgens wel een labyrint binnen waarin de worsteling van de ik-figuur voor iedereen ongemakkelijk, angstaanjagend, maar tegelijk zo voelbaar dichtbij lijkt:

florence is beroemd om z’n fresco’s
en ik vanwege m’n muur

die ik om me heen metselde
(bij oplevering: tromgeroffel)
met een trapeziumvormige troffel

de muur praat nooit terug
dat wordt pas een probleem
als je iets tegen ’m zegt

als je in plaats daarvan
zwijgend je hebben en houwen
tegen ’m aan legt

is hij vol liefde
en die liefde is echt

al is de muur een metafoor
je komt er niet door

maar met wie samenvalt met wat om mij heen
word ik één

heb me lief
heb m’n borst lief
streel het steen

Het is een gedicht dat alleen een gesprek over het eindrijm al de moeite waard maakt. En dan niet simpel zoekend naar aabb, maar inhoudelijker. Het rijm dient hier duidelijk niet als versiering, het is eerder tamelijk lelijk. Het komt geforceerd over. Je wordt er als lezer misschien zelfs een beetje ongemakkelijk van. Kijk, als voorbeeld, alleen al naar die laatste vijf regels. De vrienden van de vaste vorm zouden misschien tevreden zijn met de vaststelling dat het schema hier aabba is, ongetwijfeld gevolgd door de opmerking dat het allemaal mannelijk rijm is. Maar wat moeten we met dat onmogelijke tweetal ‘maar met wie samenvalt met wat om mij heen / word ik één’? Die ongelijke regellengte zou zo uit een van de humoristische dierkundelessen van De Schoolmeester kunnen komen. Alleen is het hier niet grappig. Ook lijkt het, samen met het tweetal lief/lief, op de onbeholpen rijmdwang uit een sinterklaasgedicht. Toch is het niet onbeholpen, maar juist heel doordacht (en ongetwijfeld geconstrueerd). De formuleringen en het rijm drukken eenzelfde worsteling met de taal uit als Gorters ‘Zie je ik hou van je’. De taal toont bewust het onvermogen om heel precies te formuleren wat de ik-figuur voelt. Dat maakt gedichten als dit zo echt. Mooi doordachte en geformuleerde volzinnen voldoen niet langer, de taal volstaat niet meer.
En ook inhoudelijk heeft het gedicht nog wel het een en ander te vertellen. Kijk bijvoorbeeld naar het intense beeld van die muur, die zowel beschermt als isoleert. En die tegelijkertijd gevoelens van angst en geborgenheid genereert.

Hoewel de achterflap suggereert dat het in De man die blauw werd gaat om de persoonlijke worsteling van de dichter (waarmee de gedichten vooral een therapeutische waarde zouden hebben), dekt die vlag de lading gelukkig niet. De gedichten communiceren wel degelijk ook met de lezer. Ze nodigen uit tot een gesprek, in de klas, aan de stamtafel, onder het eten. Kijk bijvoorbeeld eens naar:

als ik met m’n koptelefoon op
door de supermarkt loop

denk dan niet
dat ik me voor je wil afsluiten

niet voor jou
alleen voor de geluiden

de altijd op de voorgrond achtergrondmuziek
het prijszeikconsumentengemiep
het helse handscangebliep

en al het overige brandende
waarvoor ze m’n hoofd niet meer kunnen behandelen

zoals het terugzetten: kloenk
van het ene kutkarretje in het andere

Dit gedicht zit zo’n beetje tussen de twee voorgaande in. Het is enerzijds een heldere, realistische tekst. Niet lastig te doorgronden. Maar meer dan een eenvoudig ‘maar als jullie het / niet letterlijk bedoelen / hoe bedoelen jullie het dan’, laat het gedicht zien, wat er allemaal achter schijnbaar afwijkend gedrag kan zitten. Het ongemak bij de alledaagse kakofonie van de gebruikelijke geluiden in een supermarkt bijvoorbeeld. Als je er even bij stil staat, kun je je zelfs afvragen hoe het mogelijk is dat de meeste mensen dat allemaal (muziek, geklets, gebliep, gerammel met karretjes) niet horen. Voor de ik-figuur zijn die geluiden ‘brandend’. Hij zou er voor behandeld moeten worden, maar dat kan blijkbaar niet meer. Zo beschouwd is het een verhelderend, communicatief gedicht. Maar het nodigt ook uit tot een andere, meer reflectieve beschouwing, want het gaat ook over de angsten van iedereen. (‘Ik heb dat niet met geluiden, maar wel met water/liften/hoogtes/spinnen.’) En dan gaan Harmens’ gedichten niet meer (alleen) over autisme, maar over de worsteling van iedereen.

Jan de Jong

Erik Jan Harmens – De man die blauw werd. Thomas Rap, Amsterdam. 118 blz. €22,99.

Deze recensie stond eerder in Levende Talen Magazine 2023-5

Eerder verscheen deze recensie van De man die blauw werd op Tzum