Megalomanie leidt tot verval

Professor jura Bernhard Schlink (1944) is vooral bekend geworden door de roman De voorlezer, die maar liefst in vierenvijftig talen is vertaald en waarvan de verfilming met een Oscar en een Golden Globe is bekroond. Niet verwonderlijk, want het thema was aansprekend uitgewerkt, de constructie optimaal, met een thrillerachtig verrassingselement, het idioom passend, verfijnd. Een roerende roman zonder de grens van de sentimentaliteit ook maar een tel te overschrijden. Ook zijn roman De vrouw op de trap uit 2014 is een ingenieus gecomponeerde intrige, een geschiedenis die beklijft omdat de personages zo levensecht zijn, zonder dat daarvoor hun doopceel uitgebreid gelicht hoefde te worden. De meester toont zich in de beperking. Stilistisch helder en rijk van denkbeelden.

De verwachtingen aangaande de nieuwste Schlink, de roman Olga, zijn derhalve hoog. Olga is opgedeeld in drie delen. Er is een verteller aan het woord, een persoon die pas in deel twee, vanaf pagina honderdtwintig vorm krijgt. Hij vertelt het relaas van de eenvoudige wees Olga en de herenzoon Herbert, vanuit overlevering, zo blijkt later, vanuit een behoefte om te reconstrueren. Het is het begin van de twintigste eeuw en van gelijke kansen is natuurlijk nog geen sprake. Olga wil graag leren, wil naar de hogere meisjesschool om uiteindelijk lerares te worden. Herbert wil de wijde wereld intrekken, zijn horizon verbreden.

Het is mooi hoe Schlink laat zien dat die levensdoelen eigenlijk al van de geboorte vastliggen. Zodra Herbert de eerste stapjes zet, probeert hij al te rennen, zichzelf voorbij te streven. Spelletjes die gespeeld worden, zijn eerder een voorbereiding op de strijd om het bestaan en dus doorgaans ruw. Olga is niet zwak of angstig, maar wil zich daar gewoon niet mee bezig houden. Olga’s vader is een sjouwer in de haven, haar moeder wasvrouw. Zij praten nauwelijks met elkaar en al helemaal niet met hun dochter. De buurvrouw is verantwoordelijk voor haar kennisopbouw. Ze kan al lezen en schrijven voordat ze naar school gaat. Pats boem, de ouders gaan kort achter elkaar dood aan vlektyfus en een liefdeloze grootmoeder, woonachtig in een klein dorp, zal verder voor haar zorgen.

Ze zal alleen voortaan Helga moeten heten, om haar Slavische achtergrond te onderdrukken, alsof ze niet de typische geprononceerde jukbeenderen heeft. Maar Olga weigert pertinent. Vanaf dat moment is ze voor haar oma een zelfingenomen, slecht opgevoed kind. Anders dan anderen. Iemand die slechts behoefte heeft aan het gezelschap van een andere buitenstaander. En die vindt ze al snel in Herbert. De eenzaamheid die verbindt. En dan is er ook nog Viktoria, de zuster van Herbert, die de baas speelt over haar oudere broer en oudere vriendin. Maar die tevens de functie heeft van chaperonne. Zolang ze met z’n drieën zijn zien Herberts ouders de vriendschap met het eenvoudige meisje niet als een bedreiging.

Viktoria ontpopt zich al snel als een loeder, iemand die de vriendschap bezoedelt met standsverschil. Die zelfs de herinnering aan mooie momenten die ze gedrieën hebben beleefd door haar houding verpest. Herbert gaat in actieve dienst en Olga is lerares. Schlink laat er geen gras over groeien, snelt gelijk Herbert door het bestaan van zijn protagonisten. In het eerste deel kun je daar nog in meegaan, maar er steekt een zekere onrust in de tekst. Het heeft iets hakketakkerigs. Herbert en Olga hebben een typische negentiende-eeuwse, vroeg twintigste-eeuwse relatie, met slechts spaarzame momenten samen. Maar in feite is dat nu weer actueel, met vele ‘seizoenarbeiders’ uit de landen van het voormalige Oostblok, die in West-Europa werken, waarvan de vrouwen en kinderen vaak achterblijven. En ook voor soldaten en zeelui is scheiding eerder regel.

Herbert reist de hele wereld af, doet tegen Olga alleen maar kond van de heroïek, maar zij ziet dwars door zijn holle frasen heen. Zij vindt het prettig om een kleine intellectuele voorsprong te hebben. Zij zouden wel willen trouwen, maar dat zou een breuk betekenen met zijn ouders. Daar is Herbert niet toe bereid en dus zoekt hij zijn heil in escapisme, in ‘grootse’ daden. En dat is wat Schlink eigenlijk met deze roman wil zeggen: het grote denken dat onherroepelijk tot chaos en vernietiging leidt. Herbert wil na vele omzwervingen op poolexpeditie gaan. Olga weet ergens dat het een onzinnige onderneming is, maar praat het hem niet uit zijn hoofd. Ze geniet van zijn bijna kinderlijke geestdrift. Alles lijkt spel, totdat de harde werkelijkheid toeslaat. Van Herbert wordt niets meer vernomen. Olga volhard in boerenbedrog, al is ze wel bewust van haar rouw. Wanneer haar oma overlijdt – dankzij het gekonkel van Viktoria is ze overgeplaatst naar een uithoek en komt ze dus te laat – zet ze zich in de kerk naast de kist en rouwt om alles wat niet geweest is. Op dat moment is het verlies, de pijn tastbaar.

En dan is er ook nog een kind, Eik geheten, een kind dat, een klein verklappertje, van Herbert blijkt te zijn. Het wordt elders opgevoed en Olga speelt de rol van bemoederende kennisoverdrager. Ze vertelt over de heroïsche daden van Herbert en legt zo onbedoeld het zaad voor zijn latere aanhang van de uitbreiding van het Duitse Lebensraum. Hij meldt zich bij de SS. Maar op dat moment heeft zij al geen invloed meer op hem. Door een ontsteking is ze – hoe passend voor de ‘vaart’ van deze roman – van de ene op de andere dag doof geworden. Midden vijftig en ongeschikt als lerares. Wel mooi: ze was blij dat ze de luidsprekers niet kan horen. De naziretoriek dus.

In deel twee wordt duidelijk dat de verteller een man is, Ferdinand, zoon van een dominee, die als jongen ooit door Olga onder haar hoede is genomen. Ze werkte als naaister voor zijn familie. Deel twee is een soortement biografie van Ferdinand, gekoppeld aan het wel en wee van Olga. Je krijgt de indruk dat Schlink in dit segment zelf zo af en toe door de tekst heen piept. Olga vertelt nu ook aan Ferdinand over Herbert. Haar visie is door de doorleefde geschiedenis duidelijk verschoven. ‘Hij wilde zichzelf verliezen in de verten. Maar de verten zijn niets. Hij wilde zich in het niets verliezen.’ Koloniale dromen, oorlog, Lebensraum, Wirtschaftswunder, het is haar allemaal te grootschalig. De Europese unie, de globalisering. Nogmaals, megalomanie die tot verval leidt.

Mooi is dat ook Ferdinand met Olga fijn kan zwijgen. Hij bespeurt ook verlies, verlies van een era, van een leefwijze. Een moment de lichte melancholie van Schlink. Ja, Olga is sterfelijk, beseft ook Ferdinand. Ze overlijdt aan de gevolgen van een bomaanslag op het standbeeld van Bismarck. Zou zij? Mooi: ‘Ik heb het [Bismarckmonument] inmiddels heel vaak grondig geïnspecteerd en weet nu zeker dat het een klein beetje scheef staat. Die scheve stand is voor mij een monument voor Olga.’ Ferdinand ontmoet een vrouw die hem als erfgenaam van Olga heeft aangeschreven. Ze blijkt de dochter van Eik te zijn. Eik die, hoe typerend, na de oorlog commissaris van politie is geworden. Even een uniformjasje wisselen. Ook met deze vrouw is het wederom goed zwijgen.

Deel drie bestaat uit de brieven die Olga in de loop der jaren aan Herbert is blijven schrijven en die ze poste restante naar Noorwegen opzond. Van 1913 tot en met 1973. Dit is verreweg het zwakste gedeelte van deze roman, maar goed Schlink kan natuurlijk zeggen dat het Olga’s idioom is. Verwijtend, dweperig, sentimenteel, maar zo af en toe toch ook wel liefdevol. ‘Mijn liefdesdroom, mijn nachtmerrie, mijn krankzinnige, verdwaalde, bevroren, gevallen man, ondeugdelijke vader van mijn zoon, mijn hoop tegen beter weten in.’ En met hier en daar een leuk feitje. Zoals de vergeten Olympische Spelen van 1916 in Berlijn. Pas hier wordt duidelijk dat Eik het kind van Herbert is. En dat Olga wel degelijk een statement heeft gemaakt.

Je kunt met gemak sympathie opbrengen voor Olga en haar denkbeelden. Het is heel spijtig, maar de roman Olga overtuigt niet, is in het geheel te vrijblijvend. De verteltrant is wat harkerig, het idioom niet zo soepel als dat we van Schlink gewend zijn. De constructie is matig, het briefgedeelte wekt de indruk erbij gesleept te zijn om de plot te kunnen uitwerken.

Guus Bauer

Bernhard Schlink – Olga. Vertaald door Marcel Misset. Cossee, Amsterdam. 320 blz. € 22,-