Recensie: Marente de Moor – De bandagist
De inheemse zwerver is de loser
Valt er wat te redden uit de boedel van het verleden of is het altijd vergeefse moeite? De tijd heelt niet alle wonden en ook wie schrijft, blijft niet. Het is de harde boodschap van De bandagist, de nieuwe roman van Marente de Moor, maar daarmee niet onwaar. Bovendien een thema dat ook in eerder werk van haar een hoofdrol speelde.
Anders dan in bijvoorbeeld De Nederlandse maagd uit 2010, toen een door de Eerste Wereldoorlog verminkte huzaar vruchteloos bleef geloven in de idealen van de keizer, terwijl de nazi’s zich al aandienden, gaat het hier om dichterbij in tijd en locatie. Wat zal er overblijven van al de grote overtuigingen en idealen van de boomergeneratie, die na de Tweede Wereldoorlog een nieuwe wind liet waaien, maar nu onder ogen moet zien dat hun tijd voorbij is.
De bandagist, Joost, een eindtwintiger, die aan het conservatorium studeerde, maar daar mede door de coronacrisis vastliep en daarom maar ‘de zorg’ inging, houdt zich bezig met het zwachtelen van de stinkende en soms halfrottende, oedeme benen van oude, vaak wat verwarde, niet zelden welgestelde, grachtengordelbewoners. Maar eerst komt het ontzwachtelen en dat veroorzaakt zulke onwelriekende geuren, dat de bandagist, tegenwoordig eerder compressietherapeut genoemd, alleen maar kan werken door via de mond te ademen.
Marente de Moor weet de sfeer goed te treffen. Een hele generatie lijkt al in beginnende staat van ontbinding, ware het niet dat ze zich nog even vastklampen aan hun omvangrijke voorraden wijn en boeken, alsmede een onoverzienbare hoop troep met emotionele waarde. Ondertussen kunnen Joost met zijn vriendin Umay geen kant op in het door en door gesegregeerde Amsterdam van vandaag de dag zonder woonruimte, maar bijvoorbeeld wel met zijn luxe tassen, dito therapieën, geuren en culinaire flauwekul van de hebbers, die het geluk hadden uit een rijke familie voort te komen en te weten hoe de hazen lopen. De andere groep bestaat uit de overigen zonder rijke achtergrond, relaties of dikke beleggingsrekening. Zij moeten figuurlijk en letterlijk door de knieën, zoals Joost bij de zo langzamerhand afrondende boomers.
Door het zwerven was ik een bescheten man geworden. Er is niets romantisch aan ontheemd raken in je eigen vaderland. Doe je dat over de grens, (…), dan ben je een vrijgevochten kosmopoliet. Kom je van over de grens en vlucht je naar hier, dan voelen de mensen met je mee. Maar de inheemse zwerver is de loser die het zich allemaal maar heeft laten overkomen, terwijl er juist zo veel moed voor nodig is om van de ene in de andere dag te vallen.
Maar zo’n decadente ego-generatie die altijd alles kon en deed en had, laat zich natuurlijk niet aan de kant duwen. Integendeel. De klanten, of patiënten, van Joost vieren, weliswaar als ‘inhuizigen’, het leven tot hun laatste snik en laten bovendien jongeren daar graag in meedelen. Neem nog een glas jongen en neem die fles lekker mee naar huis, zeggen ze. Maar welk huis, denkt Joost dan, die de hele roman aan het woord is. Dat is met de grote taalvaardigheid van Marente de Moor zeker geen straf, al had een afwisseling van perspectief, dus ook eens gedacht vanuit de geholpen ouderen, zeker een verfrissend effect gehad.
Nu volg je uitsluitend Joost met zijn praatjes en overpeinzingen tijdens diens omgang met zijn werkgevers, het koppel Mark en Richard die, als prothesemakers dus zonder vieze handen te maken, aanzienlijk meer verdienen dan Joost, twee huizen hebben en veel reizen. Verder met al even kansloze vrienden, natuurlijk met Umay en hun beide moeders, ook al van die gelukkige oude hippies, nog even onnozel in het maatschappelijk debat als een halve eeuw geleden. Het belangrijkst in deze roman zijn echter de belezen boomers, die allen iets ongenaakbaars uitstralen waar Joost steeds jaloerser op wordt: socialmedia-loos concentratievermogen en eruditie.
Hij stelt zich even voor dan ook maar te verboomeren, want het levert je tenminste een huis op, maar vermoedelijk ook inzichten door al dat lezen. Of ligt het anders? De bandagist is rijk aan prachtige vondsten, onverwachte formuleringen en sociologische prudentie en is nergens zo uitgesproken dat de bedoelingen voorspelbaar of eenduidig zijn. Bovendien valt er veel te lachen met de aangevreten verpakkingen Celebrations, what’s in a name, en de door veel ouderen al een halve eeuw trots meegesleepte Schipholtassen met de tekst See Buy Fly. Allemaal voor het gekoesterde decorum, dat al fabulerend overeind gehouden dient te worden.
Joost begint ondanks al zijn twijfels en aanvankelijke weerzin boeken te lezen van grootheden uit het verleden, die hij in de stadspaleizen aantreft. Het levert hem veel op, zelfs een huis, maar niet minder grote twijfel aan de houdbaarheid van oude waarheden.
Jammer genoeg ontbreekt het in De bandagist aan waar het in meer hedendaagse literatuur aan schort: een afronding in coherente stijl. Dat bij thrillers alles altijd dient te eindigen met vormen van spektakel en rumoer, betekent niet dat zoiets literair navolging behoeft. Waar het hele boek een poging lijkt te zijn de oude en nieuwe tijd met de mensen die erbij horen een beetje tot elkaar te brengen, eindigt de roman in een chaotische, nihilistisch aandoende warboel. Vanwaar dan al die moeite in de eerste driekwart van deze roman?
André Keikes
Marente de Moor – De bandagist. Prometheus, Amsterdam. 304 blz. €24,99.