Vanwege de lockdown valt de Poëzieweek wat in het water, maar gelukkig hebben we de longlist van de Grote Poëzieprijs 2021. De prijs bekroont de beste Nederlandstalige bundel van het afgelopen jaar met € 25.000,-.

De lijst bestaat uit zestien bundels:

Guillaume van Kreek Daey Ouwens (Wereldbibliotheek)
Schokbos van Annelie David (Oevers)
De hazenklager van Paul Demets (De Bezige Bij)
De schaduw van wat zo graag in de zon was blijven staan van Mattijs Deraedt (Poëziecentrum)
De bruidsvlucht van Annemarie Estor (Poëziecentrum)
Nederland in stukken van Maarten van der Graaff (Pluim)
Rennen naar het einde van honger van Esther Jansma (Prometheus)
Veldwerk van Bernke Klein Zandvoort (Querido)
Vissenschild van Liesbeth Lagemaat (Wereldbibliotheek)
& rol door van K. Michel (Atlas Contact)
Precieuze mechanieken van Erwin Mortier (De Bezige Bij)
In het vlees van Roelof ten Napel (Hollands Diep)
Wie was ik van Alfred Schaffer (De Bezige Bij)
Het stad in mij van Maud Vanhauwaert (Das Mag)
Big data van Anne Vegter (Querido)
Joodse gedichten van Nachoem M. Wijnberg (Pluim)

De jury beoordeelde in totaal 107 ingezonden dichtbundels:

De 107 dichtbundels tonen een diversiteit aan stemmen, stijlen en thema’s. We vinden het spannend dat niet één vorm of taal overheerst: lyrische bundels liggen zij aan zij met modernistische of experimentele. Opvallend is dat veel dichters in hun bundel de blik richten op het eigen innerlijke leven – daartegenover staan dichtbundels waarin we reisden door de stad, de natuur en de tijd. De diversiteit aan inzendingen wijst ons eens te meer op de bijzondere kwaliteit van het genre: poëzie biedt vele mogelijkheden om iets over het leven, de werkelijkheid en onszelf te zeggen.

Eind maart volgt er een shortlist van vijf bundels, waarna in mei of juni de uiteindelijk winnaar bekend wordt gemaakt.